Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 870]
| |
landschen ambassadeur te Londen, en werd in 1667 door de staten als Resident naar de Ottomannische Porte gezonden, doch kwam op zijne reis, te Ragusa, door eene aardbeving, den 6den April van genoemd jaar, met zijne vrouw, een onlangs geboren kind, den predikant die hem vergezelde en bijna al zijne dienstboden jammerlijk om, daar het huis, waarin men zich te bed bevond, instortte en allen verpletterd werden. De heer Jacob van Dam, benoemd consul te Smirna, die de reis mede maakte, ontkwam het gevaar en bragt in persoon de tijding van deze gebeurtenis aan de staten. Zie Holl. Mereurius. 1667, bl. 43-50, bl, 127 (noot); van Wijn, Bijv. en Aanm. op Wagenaar, D. XIII. bl. 117. |
|