[Jacob van Adelen van Cronenburg]
CRONENBURG (Jacob van Adelen van), oudste zoon van Klaas van Cronenburg, genaamd van Adelen, die een broeder was van Anna van Cronenburg bovengenoemd, en alzoo kleinzoon van Jacob van Cronenburg en Bauk van Adelen; en van Maria van Wythama, werd geboren den 20sten Maart 1592 op het huis Adelen, en was in 1634 tegenwoordig, van wegen de Grietenij Barradeel, op de gewone landsvergadering. Bij de oneenigheid, die destijds in Friesland onder de regeringsleden bestond, waarbij sommige zich met geweld van de aanzienlijkste ambten zochten meester te maken, en te dien einde het volk opruiden tegen hen, op wien men het gemunt had, moest ook hij de gevolgen ondervinden. Douwe van Hottinga, zijn bitterste vijand, had hem bij het volk zoo verdacht gemaakt, dat eene zaamgeschoolde bende, op zondag den 8sten Junij 1634, zijn huis bestormde, naar binnen drong en het voornaamste vernielde. Waarschijnlijk zou de eigenaar hier den dood gevonden hebben, zoo niet eenige huislieden naar den Grietman Hottinga gesneld waren, hem biddende om door zijnen invloed verdere gruwelen te keeren. Deze durfde zich daaraan niet onttrekken, en daardoor ontkwam Cronenburg het nabijzijnde gevaar; doch Hottinga, aan wien op aanklagt van Cronenburg bewezen werd, dat hij de oorzaak der plundering was, werd veroordeeld tot betaling van schaden en kosten. Cronenburg overleed te Leeuwarden, toen hij op den 3den Januarij 1643 aldaar het ongeluk had, op een donkeren avond in het water te vallen en te verdrinken.
Zie Ferwerda, Woordenboek, en Kok op Ferwerda, 7de gegenatie; de Chalmot, Biogr. Woordenb.