Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3

[Jacob van Cronenburg]

CRONENBURG (Jacob van), eenige zoon van Gerrit van Cronenburg en Aaf van Teylingen. Hij werd te Schagen geboren en wordt genoemd Licentiaat in de geneeskunde en zeer ervaren in zijn vak. Hij begaf zich om fortuin te maken naar Friesland, en trad aldaar den 6^den April 1544 in het huwelijk met Anna van Wythema, die kinderloos stierf. Hij hertrouwde den 13^den November 1547 met Bauk van Adelen, en liet te Pietersbierum bij Harlingen een nieuw huis timmeren, dat hij den naam van nieuw Cronenburg gaf. Hij was een man van een zeer vromen en deugdzamen wandel, die bij de aanzienlijken des lands in groot aanzien stond, onder anderen ook bij Gaspar de Robles, Stadhouder van Friesland. Rampspoedig was zijn einde, want rijdende tusschen Arum en Harlingen, werd hij door eenige moedwillige Waalsche soldaten doodgeschoten, op den 15^den Junij 1572. De Robles, met wien hij nog dienzelfden dag gegeten had, werd woedend op het hooren van deze tijding, en steeg zelf te paard om den moordenaar te achterhalen, hetwelk hem gelukte, waarna deze te Harlingen doodgeschoten, en Cronenburg met veel

[p. 867]

staatsie aldaar begraven werd. Zijne weduwe overleed den 26^sten April 1603, en schonk hem twaalf kinderen, waaronder eene dochter, Anna, die volgt.

Zie Kok, Vaderl. Woordenb., D. X. tegenover bl. 570; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch., D. I. bl. 301.