Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 819]
| |
aldaar werd hij in 1788 van zijn ambt ontzet, omdat hij niet alleen geen gehoor had gegeven aan het bevel, om voor het huis van Oranje te bidden, maar zich ook niet ontzien had, in zijne gebeden de honendste en rustverstorendste uitdrukkingen te bezigen. Hij begaf zich buitenlandsch, en hield zich meest te St. Omer op; in 1795 door de volksrepresentanten in zijne dienst hersteld, aanvaardde hij dezelve weder den 21sten Junij 1795, werd emeritus in 1834 en overleed te Leeuwarden den 14den Januarij 1840.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. XXII. bl. 20. Uit medegedeelde berigten aangevuld. |
|