van de Courteville, besloot, zich tevreden te stellen met twee millioenen 's jaars van alle de Nederlanden.
Later in 1571, schijnt Alva ongenoegen tegen hem te hebben opgevat en wenschte hij, dat de Koning hem weder naar Madrid terug riep; want, schrijft Alva, Courteville had zich als beschermer van zijn vaderland opgeworpen, door zulke laakbare middelen, dat hij hem tot zijn pligt heeft moeten roepen, en als hij zich niet verbeterde, hij, Alva, met die eene les niet zou tevreden zijn. Courteville had namelijk een geschrift aan Alva ter hand gesteld, onder den titel: Middelen waardoor Z.M. beter de harten zijner vasallen en onderdanen in de Nederlanden zou kunnen winnen, een echt middel tot herstel der zaken. De terugkeer naar Spanje schijnt hij te hebben afgeslagen; doch, door zijne al te ijverige werkzaamheid in de dienst van Alva, haalde hij zich eene ziekte op den hals, die hem den 19den Mei 1572 uit het leven rukte. Alva beklaagde zich over zijnen dood, daar hij nu geen Secretaris voor de briefwisseling in de Fransche taal had, en de Koning verloor in hem een dienaar van bijzondere deugd, trouw, regtschapenheid en ijver, zoo als hij er geen tweede onder velen kon terug vinden. Dit getuigt Viglius van hem, die zijn bijzondere vriend was.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 56, 169, 303, waar hij verkeerdeiijk Jozef genoemd wordt; Viglius ab Aytta, Epist. ad Hopperum in de Analecta van Hoynck van Papendrecht, T. II. p. 679, 682; Vita Viglii, l.l., T. I. p. 35, 175; Gachard, corresp. de Philippe II., T. I. p. 426, 434, T. II. p. 22, 187, 189, 206, 277.