[Willem Renatus de l'Homme Courbiére]
COURBIÈRE (Willem Renatus de l'homme), werd geboren te Groningen den 25sten Februarij 1733. Zijn vader was Majoor in Hollandsche dienst, en zijn grootvader, die aanzienlijke goederen in de omstreken van Grenoble bezat, was, na de herroeping van het edict van Nantes, naar Holland gevlugt. Hij begon zijnen militairen loopbaan op veertienjarigen leeftijd, woonde in 1747 de verdediging van Bergen op Zoom bij, en werd na het verlies der stad tot Luitenant bevorderd. In 1757 trad hij met den rang van Kapitein der genie in Pruissische dienst, en onderscheidde zich een jaar daarna in het eerste beleg van Schweidnitz. In 1759 tot Majoor aangesteld, verkreeg hij het bevel over een vrijkorps, en voerde als partijganger den oorlog op vijandelijk grondgebied met zeer veel bekwaamheid. Hij onderscheidde zich in het bijzonder in 1770 bij de belegering van Dresden, door de bemagtiging der stads tuin, en ontving voor dit wapenfeit het kruis van verdienste. Hij overlaadde zich met roem bij het opbreken van het beleg van Colberg, te Liegnitz, te Thurgau en bij vele andere gelegenheden, en ontving ter belooning van zijne diensten den rang van Kolonel. Van al de vrijkorpsen, was zijn regiment het eenige dat Frederik II behield, na den vrede van Hubertsburg. Tot in 1787 bleef hij in garnizoen in Oost-Friesland met zijn regiment, hetwelk echter tot een bataljon was teruggebragt. In 1787 werd hij Luitenant-Generaal en als zoodanig geroepen naar Maagdenburg, tot het regelen van twee brigades fuseliers. Gedurende den oorlog aan den Rijn, had hij het bevel over de Garde, en aan het hoofd van deze onderscheidde hij zich te Pirmasenz en verkreeg het kruis van den Rooden Adelaar. In 1797 kommandeerde hij een regiment, op nieuw in Litthouwen bijeengebragt, en werd te gelijkertijd Generaal der infanterie. In 1798 benoemd tot Gouverneur van Graudenz, ontving hij in 1802 de order van den Zwarten Adelaar. Hij verdedigde Graudenz in
1807, en had het geluk deze belangrijke plaats te behouden. Hij maakte de krijgstoerustingen in Oostelijk en Westelijk Pruissen gemakkelijk, en stelde de Franschen buiten staat om zich van den Weichsel meester te maken. Op het laatst van den veldtogt