Dit laatste staat in verband met een ander berigt, dat namelijk de regering der stad Middelburg, na de beeldstormerij aldaar besloot, om aan den prins van Oranje van het gebeurde kennis te geven en van hem hulp te vragen, en om de predikanten in hunne godsdienstoefeningen niet met strengheid te behandelen, maar met zachte middelen hen daarvan af te houden, als ook om op sterke begeerte, de een en twintig personen, die ter zake van de godsdienst gevangen zaten, los te laten.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. II. bl. 64 (90); Tegenw. staat van Zeel., D. I. bl. 154; Marcus, Sent. van den Hert. van Alva, bl. 99; 's Gravezande, Tweede Eeuw-Gedacht. der Middelb. Vrijh bl. 42.