[Jakob Copier]
COPIER (Jakob), zoon van Jakob Copier, Heer van Kalslagen en Tol en Margaretha van Roon. Hij behoorde tot de verbondene Edelen, hield geheime briefwisseling met den Prins van Oranje, en leende zijn huis, te Alphen gelegen, tot gestadige onderhandelingen met Paulus Buijs, toen Pensionaris van Leiden en den Heer van Swieten. Hij week ten jare 1567 den lande uit en werd later rekenmeester te 's Gravenhage. Hij overleed te Antwerpen in 1584, en was gehuwd met Maria van Swieten, die hem vijf kinderen schonk.
Zie van Leeuwen, Bat. Illustr., D. II. bl. 920, 921; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 307; te Water, Hist van het Verb. der Edel., D. I. bl. 265, 266; M. d'Yvoy van Mydrecht, Verb. en Smeekschr. der Nederl. Edel., bl. 20, 21-24, 66, alwaar het facsimilé van zijne handteekening.