[Jan die Coninc]
CONINC (Jan die), was in 1471, 1474, 1476 en 1480 Schepen, en in 1478 Burgemeester van Utrecht. Hij werd in verschillende bezendingen gebruikt, waaruit wij mogen opmaken, dat hij een niet onkundig onderhandelaar geweest is. In 1477 werd hij wegens de geestelijkheid en de ridderschap aan den Bisschop van Utrecht gezonden, om te klagen over inbreuken in hunne regten; zoo ook in 1478 gecommitteerd aan den Bisschop, om eenige klagten in te brengen wegens diens handelingen, en in datzelfde jaar, om Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië geluk te wenschen wegens hunne aanvaarding van de regering. In de volgende jaren nam hij onderscheidene zendingen waar, in het belang der stad tegenover den Bisschop.
Het kon niet anders, of een man die zich bij verschillende gelegenheden zoo bepaald tegen den Bisschop gekant had, moest in diens haat deelen, en bij de onlusten, die destijds tusschen dezen en de stad Utrecht plaats hadden, werd hij ten jare 1479 in den ban gedaan en koos toen geheel de zijde van de stad, die hij in allen deele met zijne hulp ter zijde stond. Het laatst vinden wij van hem gewag gemaakt in het jaar 1481, toen hij met eenig krijgsvolk tot bijstand der Amersfoorders tegen den Bisschop werd afgezonden.
Zie Burman, Utr. Jaarb., D. III. bl. 46, 104, 142, 167, 211, 248, 249, 261, 431, 436, 457, 502, 506, 518.