[Louis Compère]
COMPÈRE (Louis), geboren te Quesnoy in Henegouwen. Hij was de medeleerling van Josquin des Près als koorkind aan de collegiaalkerk te St. Quentin, zoo als blijkt uit de nasporingen van Claude Hémeré en van Colliète. Even als Josquin, werd hij naderhand leerling van Okeghem, zoo als men het zien kan in den lijkzang op den dood van dezen meester, gekomponeerd door Guillaume Crespel. Hij was derhalve geboren omstreeks het midden van de 15de eeuw. Men meende dat hij afkomstig was uit Fransch Vlaanderen; maar het kostbare handschrift dat in bezit is van den heer Guilbert de Pixérécourt, doet ons zijne ware geboorteplaats kennen; want men vindt er verscheidene door hem gekomponeerde muzijkstukken in, waarvan een den naam van L. Compère Quercetumensis draagt.
Hémeré en Colliéte verzekeren dat hij in 1524, onder de regering van Frans I nog leefde. Alle schrijvers van de 16de eeuw, kennen dezen toondichter eenparig hoogen lof toe. Jean le Maire de Belges zegt in zijn gedicht van Venus:
Les termes doux de Loyset et Compère.
Font mélode aux cieux même confine.
De werken van dezen komponist zijn zeldzaam geworden. Gerber zegt dat men verscheidene daarvan vindt in eene verzameling gezangen in verschillende talen, gedrukt tusschen 1530 en 1540 in 8o. en waarvan de bibliotheek te Zwickau een exemplaar bezit; maar hij noemt noch den titel van het werk, noch de plaats der uitgave. Nogtans is bovengenoemd handschrift voldoende, om een hoogst gunstig denkbeeld te geven van de verdiensten van Compère.
Zie Cl. Hémeré, Tabell. Chronol., Dec St. Quintini, p. 162; Memoire pour servir a l'hist. du Vermandois, T. III. p. 159; E.L. Gerber, Lexicon der Tonkünstler; F.J. Fetis, Prijsverh. bij het Kon. Ned. Inst. bl. 31.