[Hendrik de Coligny]
COLIGNY (Hendrik de), Graaf van Châtillon, zoon van François de Coligny, admiraal van Guyenne, volgde zijn vader in die waardigheid op. Op 16 of 17jarigen leeftijd, kwam hij op den 29sten April 1600 in het leger der Staten, en hielp in dat jaar de overwinning bij Nieuwpoort behalen. In het jaar 1601 stond hij aan het hoofd der fransche hulptroepen, nam deel aan de belegering en verovering van Rijnberk, en werd den 20sten Junij van genoemd jaar bij den eersten uitval der belegerden, dapper strijdende, door een musketkogel gewond, hetwelk hem na de vermeestering van die vesting niet belette, om kort daarop met 23 vendels naar het belegerde Ostende te trekken.
Reeds den 10den September 1601, vond hij hier zijn dood; een kogel verpletterde zijn hoofd, terwijl hij met eenige hoofdofficieren op den wal, op een stuk geschut gezeten, tusschen de schanskorven heen 's vijands bewegingen gadesloeg en over den uitval sprak, die hij des anderen daags aan het hoofd zijner Franschen hoopte te doen.
Hij was een ‘seer fraey, ranck, fris ende vroom Heere,’ en zijne vroegtijdige dood wordt door al de kronijschrijvers van dien tijd met een' zekeren weemoed vermeld.
Zie van Meteren, Nederl. Histor., D. VIII. bl. 58; (Schuller tot Peursum), Verz. berigt. omtrent de krijgsbevelh, bij Nieuwpoort, bl. 9 en 10