van Theodorus Dominicus naar Amsterdam. Hij ontzag zich niet hem voor een ketter uit te maken en te weigeren den beroepsbrief te onderteekenen, tenzij Dominicus zich verontschuldigde wegens eene vroeger gehoudene preek over Ezechiel XVIII:1-4, waarin deze geloochend had, dat God de kinderen der goddeloozen strafte; zelfs deelde hij met zijne ambtgenooten van Born en Vos schriftelijke aanmerkingen op de bedoelde preek mede, die Dominicus beantwoordde, doch door hen wederbeantwoord werden. Ofschoon zij evenwel later genoodzaakt werden den beroepsbrief te teekenen, gaf Colerus nog een boekje uit, getiteld: Gottes Heyligh recht zu der Erbstraffen, met eene censure der Hoogeschool van Altorf over eenige stellingen, die met die van Dominicus schenen overeen te stemmen, welk boekje ook in het Nederduitsch het licht zag.
Een anderen twist bestond er te dezer tijd tusschen de Ouderlingen en Colerus, en tusschen dezen en Ds. Weslingh over de vraag, of de ban en het regt tot het verbieden van het Avondmaal door de predikanten of door het consistorie moest uitgeoefend worden.
Niettegenstaande hij door zijnen heerschzuchtigen en onverzettelijken aard veel vermogt, kon hij zijn zin in genoemden twist niet doordrijven, en welkom was hem alzoo in 1693 een beroep naar de gemeente te 's Gravenhage, hetwelk hij aannam, hoewel hij in 1685 voor eene beroeping naar Osnabrug bedankt had.
Op den 18den October 1693 hield hij zijne intreêrede en werd met vreugde ontvangen; doch ook hier toonde hij weldra zijne onverzettelijkheid, en was het door zijn toedoen voornamelijk, dat de Haagsche gemeente zich afscheidde van de fraterniteit en tot de oprigting der Haagsche Unie overging.
Den 15den Februarij 1696 was Colerus tot superintendent te Aurich is Oost-Vriesland beroepen, doch hij bedankte daarvoor, even als voor de toen hem aangebodene verhooging van zijn traktement, doch bewerkte, dat men zich verbond zijne onmondige kinderen bij zijn overlijden te verzorgen.
Hij overleed op den 17den Julij 1707, na een jaar te voren de voldoening te hebben gehad, dat door zijne medewerking de Hertog van Wurtemberg, naar ouder gewoonte, aan twee hollandsche studenten te Tubingen vrije kost en studie vergunde. Als prediker is Colerus elders uitvoerig geschetst; even als zijn collega Vos, verdedigde hij op den predikstoel de magt en het geweld des Satans.
Colerus schreef in het Album van zijn' neef Johannes Christophorus Colerus, later Evangelisch Luthersch predikant te Zaandam. Zijn naam is beroemd door zijn leven van Benedictus Spinoza, wiens eer hij verdedigde, doch wiens stellingen hij verwierp; dit werk is ook in het Fransch vertaald