[Adrianus Cocquius]
COCQUIUS (Adrianus) of Adriaan Cocq, geboren te Rotterdam, waarschijnlijk in 1617, studeerde in de Godgeleerdheid vermoedelijk te Utrecht onder Gijsbertus Voetius. Hij werd in 1642 Predikant te Bleiswijk, vanwaar hij in 1652 naar Sluis in Vlaanderen werd beroepen. Na hier tien jaren gestaan te hebben, vertrok hij naar Vlissingen. Terwijl hij hier stond, werd hem den 19den Augustus 1678 wegens zijne buitengewone geleerdheid door de hoogeschool te Harderwijk den eeretitel van Doctor in de Godgeleerdheid geschonken, maar ook hier geraakte hij en zijn huisgezin in eene droevige en ergerlijke zaak gewikkeld, hetwelk ten gevolge had, dat hij zich genoodzaakt zag zijn ontslag te verzoeken, omdat hij wel zag, dat hij onder hen niet langer met vrucht en stichting kon verblijven. Dit ontslag hem den 18den Februarij 1683 verleend zijnde, begaf hij zich met der woon naar Leiden, waar hij ook schijnt overleden te zijn. Hij was gehuwd met Willemina van der Meer.
Door hem zijn in het licht gezonden:
Plagen des Herte. 12o.
Hemelsche Philosophie. Dordr. 1651. 12o.
Sleutel des Evangeliums. Amst. 1651. 12o.
Over Genesis III. v. 15. 12o.
Commentarius in Psalmum CXVIII.
Practijk der Godgeleerdheid. Utr. 1658 en 1682. 8o.
Phytagogia sacra sive de plantis, arboribus et herbis sacris. Fless. 1664.
Ethica sacra sive observationes critico-sacrae in Nov. Test. L.B. 1678, herdrukt in 1691.
Zielwacht der oprechten over hare beminde zonden of het voornaamste middel tot afweering van Gods zwaar drukkende oordeelen over Nederlands Staat en Kerk, zeer nuttig om in deze dagen gelezen te worden, tot deelagtingwording van een gewenschte en volstandige vrede met God en Menschen, uit Psalm XVIII. vs. 24. Rotterd. en Hoorn 1679.
Exercitationes philologico-physiologicae ad Vetus Testamentum.