[Louis Bernard Coclers]
COCLERS (Louis Bernard), zoon van Jan Baptist Coclers, hofschilder van den Prins Bisschop van Luik, geboren te Maastricht in 1740, oefende zich van de jeugd af in de schilderkunst onder de leiding van zijnen vader. Nadat hij in 1759 Italie bezocht, en drie jaren te Rome vertoefd had, vestigde hij zich te Luik, en beoefende zoo daar ter plaatse, als naderhand te Maastricht, Nijmegen, Dordrecht en Leiden, de schilderkunst, en besteedde zijnen tijd, zoo aan het vervaardigen van portretten, als van kabinetstukjes, uit binnenhuisjes bestaande, waarin hij den trant van van Mieris, Metzu en Schalken trachtte te volgen.
In 1787 week hij als Patriot naar Parijs, waar hij twee jaren bleef en zijne fraaije verzameling schilderijen verkocht. Later weder in de Nederlanden teruggekeerd, woonde hij tot 1815 in Amsterdam en begaf zich daarop naar Luik, waar hij in April 1817 overleed.
Aan eigen kunstoefening paarde hij den schilderijhandel, en was uithoofde van zijne doorkneedde kunstkennis, in zijnen tijd de vraagbaak der lief hebbers, die hem ook gaarne het herstellen van oude schilderijen toevertrouwden. Ook heeft hij onderscheidene prentjes geëtst; zijn plaatwerk bestaat uit 80 stuks.
In 's Rijks Museum te Amsterdam is van hem:
Eene drinkende Boerin, met een kind op haren schoot.
Zie Algem. Konst- en Letterb., 1817, D. I. bl. 306; van den Eynden en van der Willigen, Gesch. der Vaderl. Schilderk., D. II. bl. 290-300, III. bl. 450; Immerzeel, Levens en Werken der Kunstsch.; Aanw. van Schildd. berustende op 's Rijks Museum te Amsterd., 1843. bl. 12.