onderwijs in het teekenen, doch zonder oogmerk om hem tot den schilderkunst als beroep op te leiden, daar zijn vader hem tot den handel bestemde. Naarmate hij echter meer vorderingen in het teekenen en schilderen maakte, werd zijne lust en ijver ter beoefening dier kunst meer en meer opgewekt; en hij had reeds aanmerkelijke vorderingen in het teekenen van schepen, stroom- en riviergezigten gemaakt, toen zijn vader, door handelsbetrekkingen, kennis in Engeland hebbende, hem toestond, een reisje derwaarts te doen. Dit was voor den jongeling een heugelijk voorval; hij verbleef eenigen tijd te Londen, deed onderscheidene watertogtjes en liet geen gelegenheid voorbijgaan, ter verkrijging van kundigheden, in het door hem gekozen kunstvak. Toen hij op zeventien- of achttienjarigen ouderdom in het ouderlijk huis terugkeerde, bleek het ras, dat hij meer geschiktheid voor de schilderkunst, dan voor den koophandel had.
Om zich daarin verder te volmaken, begaf hij zich naar Amsterdam, waar hij twee jaren verbleef. Gedurende dien tijd was hij aldaar lid van de Teeken-Akademic. In het jaar 1771 werd hij in het kunstgenootschap, Pax Artium Nutrix, door een der voornaamste leden ingeleid, en maakte daar, al pratende, eenige fraaije schetsen, zoodat ieder over zijn ongemeene vlugheid en vaardigheid verwonderd was. Zich alzoo als een bekwaam kunstenaar hebbende doen kennen, vond hij veel aanmoediging onder de Amsterdamsche kunstminnaars en maakte voor onderscheidene hunner fraaije teekeningen, doorgaans stille of woelende waters voorstellende. Vervolgens deed hij eene reis naar Frankrijk, en van daar naar zijne geboorteplaats teruggekeerd, verrijkte hij daar, even als te Amsterdam, de kunstverzamelingen der liefhebbers met een aantal fraaije teekeningen, welke zich door naauwkeurigheid van omtrek, stoutheid en vuur van ordonnantie, kracht en fikschheid van uitvoering onderscheidden. In 1774 gehuwd zijnde met Mejufvrouw Deter van Delfshaven, vestigde hij zich te Overschie, doch later kwam hij weder te Rotterdam wonen. Er zijn door hem eenige prentjes los en geestig geëtst, en een enkel daarvan gemeenschappelijk met zijnen vriend Dirk Langendijk. Onder de door hem geëtste zijn:
Gezigt op de Merwede bij Dordrecht.
Een Boerenwerf met de daartoe behoorende gebouwen en eenige anderen.
Ook M. Sallieth graveerde in 1781 van hem eene Walvischvangst, door hem in 1778 geteekend.
Hij heeft mede onderscheidene stukken in olieverw geschilderd. Naar de schilderijen, welke hij in Engeland heeft vervaardigd, zijn zwarte-kunstprenten gemaakt, onder anderen door den graveur Brookshaw, een Riviergezigt met schepen en schuiten bij maanlicht, doch hij muntte meer uit als teekenaar dan als schilder.