[Clodoveus, chlodowig of hlodowig Clovis I]
CLOVIS I. (Clodoveus, chlodowig of hlodowig), zoon van Childerik I, Koning der Salische Franken, volgde, in 486, zijnen vader in de regering op.
Deze Vorst even groot Veldheer als Staatsman was zoo al niet in ons Vaderland geboren, ongetwijfeld van Nederlandsche afkomst. Uit onze gewesten had zijn grootvader Clodio de Franken zuidwaarts gevoerd en dus de eerste grondslagen van het Frankische rijk gelegd; dit rijk strekte zich toen Clovis de regering aanvaardde niet verder dan de Somme uit, het was voor Clovis weggelegd, het over het grootste gedeelte van Gallië uit te breiden, welk land sedert dien tijd den naam van Frankrijk ontving.
In het vijfde jaar zijner regering verbond hij zich met Ragnagarius Koning van Kamerijk, verklaarde den oorlog aan Afranius Syagrius, den Romeinschen Landvoogd te Soissons, dien hij in 486 bij de oude abdy van Nogent, 3 uren van Soissons, versloeg; Syagrius vlugtte naar Toulouse bij den Gothischen Koning Alarik, doch hij werd uitgeleverd aan Clovis, die hem het hoofd liet afslaan, waarop de Romeinen, zonder Veldheer zijnde, zich grootendeels aan Clovis onderwierpen, die Melun, Rheims, Soissons, en de overige steden, tot aan de Loire, en de grenzen der West-Gothen en Bourgondiërs, veroverde, en te Soissons den zetel zijner regering vestigde. Vervolgens zette hij zijne krijgstoerustingen voort, maakte zich meester van onderscheidene landschappen in Belgisch Gallië en onderwierp, in 491, de Nederlandsche Thuringers aan zijn gebied.
Kort daarna trouwde hij met Clotilde, dochter van Childerik, Koning der Bourgondiërs, haar belovende het Christelijk geloof te zullen omhelzen.
Eenige jaren later, namelijk in 496, verbonden zich onderscheidene Germaansche volken, onder welke vooral de Allemannen genoemd worden, tegen Clovis, wiens magt nu voor hen geducht begon te worden. Reeds hadden zij zich over den Elzas en Lotharingen verspreid, toen de vereenigde legers van Clovis en Siegbert, den Koning der Ripuarische Franken, hen bij Tolbiac, vermoedelijk het tegenwoordige Zulpich, niet ver van Keulen, slag leverden; doch de Franken werden in den aanvang geslagen. Clovis alzoo in de engte gebragt, riep den God der Christenen aan, en deed eene gelofte, dat hij, in geval hij de overwinning behaalde de Christelijke Godsdienst zou omhelzen; waarop zijne manschap zich wederom herstelde, den vijand andermaal aangreep en versloeg.
Van dezen veldtogt wederkeerende, liet Clovis zich van den H. Remigius, Aartsbisschop van Rheims, in het Christendom onderwijzen en werd op Kersdag van het jaar 496 te Rheims gedoopt. Op dien zelfden dag namen, nevens zijne zusters Albofleda en Lantchilde, nog 3000 van zijne soldaten het Christelijk geloof aan, welk voorbeeld de overigen welhaast volgden.