Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3

[Nicolaas Jacobsz Cloot]

CLOOT (Nicolaas Jacobsz.), ook wel alleen Nicolaas Jacobsse genoemd, en, volgens van Meteren, uit 's Hertogenbosch afkomstig, werd bij vonnis van den bloedraad, den 17^den Augustus 1568, uit het land gebannen, als beticht, van zich te hebben schuldig gemaakt aan het breken van beelden, en te Vlissingen des nachts de poort geopend te hebben, toen de Baljuw Pieter Haeck aan het kasteel van Rammekes gekomen was, om het eiland Walcheren te overrompelen. Hieruit blijkt het, dat hij reeds vroeg de wapenen voor de vrijheid des Vaderlands had opgevat. Hij nam, in 1567, deel aan den togt van Jan van Marnix, Heer van Toulouse, maar ontkwam gelukkig aan de nederlaag bij Austerweel; en het is niet onwaarschijnlijk, dat hij zich later bij de Watergeuzen heeft gevoegd. Althans hij had een groot deel in hunne krijgszaken in Zeeland. In 1572 trok hij met Rollé en de Rijk naar Zierikzee, waar hij de Zuid-Zelke, eene hoogte nabij die stad, vermeesterde, en zich tegen den aanval der Spanjaarden staande hield, tot hij, door de Rijk en Rollé ondersteund, de vijanden in de stad dreef, en deze den volgenden dag aan de Zeeuwen werd overgegeven. In het volgende jaar nam hij als Kapitein deel aan den zeeslag van den 23^sten April,

[p. 483]

toen hij met twee andere Bevelhebbers het Spaansche schip de Olifant, vermeesterde. Niet zoo gelukkig was de uitslag van den aanslag op Tholen; de Zeeuwen werden door Mondragon, met verlies van 1000 man, geslagen, Rollé, Cloot en Schoonewal sneuvelden, en de Rijk werd gevangen genomen.

Zie van Meteren, Hist. der Nederll., D. II. bl. 36, 37, 166, 167; Hooft, Nederl. Hist., D. I. bl. 251, 315; Marcus, Sentntien van Alva, bl. 102 en 103; 's Gravesande, Tweede Eeuwged. der Middelb. Vrijheid. bl. 81; van Groningen, de Watergg., bl. 130, 134, 298; Arend, Algem. Gesch. de Vaderl., D. II. St. V. bl. 209, 298.