Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jan Clifford]CLIFFORD (Jan), zoon van Albertus Jan Clifford, Schepen te Amsterdam en van Maria Dorothea Muilman, geboren te Amsterdam, den 11den Januarij 1768, legde zich aan de hoogeschool te Leiden op de Regtsgeleerdheid toe, en werd den 30sten Mei 1789, op het verdedigen eener verhandeling, ten onderwerp hebbende: of Caesar te regt gedood isGa naar voetnoot(1), tot Doctor in de Regten bevorderd, waarna hij zich als Advokaat te Amsterdam nederzette. Kort daarna werd hij Lid der Regering in zijne geboortestad, en bleef dit tot in 1795, toen hij zitting nam in het Comité van Justitie. Drie jaren later verliet hij de regtsgeleerde loopbaan, en ging tot den koophandel over, waaraan hij zich echter in 1805 weder onttrok, om verder in stilte te leven; doch in 1808 ontrukte Koning Lodewijk hem aan het ambteloos leven, door hem tot Ontvanger-Generaal der Koloniën te benoemen. Naauwelijks, had hij dit ambt een jaar waargenomen, of hij werd door gezegden Vorst, die hem inmiddels tot Ridder der orde van de Unie benoemd had, in de rekenkamer geplaatst, waarin hij werkzaam bleef tot de inlijving van het koningrijk Holland in het Fransche keizerrijk. Verontwaardigd van zijn Vaderland uit de rij der volken te zien uitgewischt, verwijderde hij zich op nieuw uit de politieke loopbaan, en keerde tot het ambteloos leven terug, waaraan de omwenteling van 1813 hem weldra onttrok. Bij de zamenstelling der Provinciale Staten in 1814, werd hij Lid der Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, in 1815 tot den erfelijken adelstand verheven, en door zijne medeleden in 1816, naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal afgevaardigd. Van toen af vond Clifford zich in de gelegenheid zijne talenten en zijne kunde, ook vroeger in den handel verkregen, te doen uitblinken en gaf in iedere zitting blijk van zijne onafhankelijkheid. Als verlicht Staathuishoudkundige bestreed hij, den 28sten December 1816, het voorstel tot verbod van uitvoer van granen van zijnen ambtgenoot Pycke. Hij sprak over alle finantieële vraagpunten, als iemand, die in dit vak doorkneed was, en deed zich in de zitting van 20 Februarij 1818 opmerken onder de welsprekendste bestrijders van het ontwerp van wet ter beteugeling der drukpers, tot welks verwerping hij niet weinig bijdroeg. Hij bestreed met niet minder vuur en met even goed gevolg het ontwerp van wet op het regt der jagt, waardoor | |
[pagina 471]
| |
enkele standen te veel bevoorregt werden, en ontving, onmiddelijk na tegen dat ontwerp te hebben gestemd, een bewijs van achting en vertrouwen van den Koning, die hem tot lid der commissie van algemeene liquidatie benoemde. Na dat Clifford in 1819 van het Staatstooneel was afgetreden, overleed hij den 27sten Maart 1823. Hij was gehuwd met Agnes Maria van der Hoop, die hem twee zoons en drie dochters schonk. Zijne zoons zijn beide jong overleden.
Zie Stuart, jaarbb. van het Kon. der Nederll., 1816, D. I, bl. 289, 384; Galer. Hist. des Contempp.; Lastdrager, Proeve eener Geschied. van het Koningrijk der Nederll. D. I, bl. 200, 208, 211, 212, 220, 253, 262, 295, 306, 347, 362, D. II, bl. 6; Biogr. Universelle. |
|