tor Mr. Thomas van Limburg, een bundeltje in het licht te zenden onder den titel van:
Jeugdige Dichtproeven van Johanna Constantia Cleve In den Haag, 1813. 8o.
De daarin vervatte versjes waren door haar op verschillende leeftijd gedicht, de laatste toen zij elf jaren oud was. De daarin bezongen onderwerpen lagen allen binnen den kring van een meisje van elf jaren, dat reeds vroeg door hare ouders ontwikkeld, en in onderscheidene vakken van het lager onderwijs zeer goed onderwezen is; zoo is ook de behandeling dier onderwerpen, zonder kinderachtig te zijn, kinderlijk, zoo als blijkt uit de keuzen der beelden, uit den dichtstijl zelven, uit de inkleeding der gedachten, uit de uitdrukking der gevoelens, uit de spoedige overgangen van het eene denkbeeld tot het andere en uit vele andere kenmerken, die, bij het aandachtig lezen, dadelijk in het oog vallen.
Vier jaren later schonk zij het letterlievend publiek een tweede bundeltje dichtvruchten van hare hand, onder den titel:
Lentebloemen, 's Gravenh. 1817, 8o.
Men bewonderde in de beide bundeltjes haren gelukkigen aanleg, terwijl het laatste van de snelle ontwikkeling van haar talent getuigde, zoodat men de hoop koesterde, dat dit, eenmaal geheel tot rijpheid en vollen wasdom gekomen, haar eene voorname plaats onder de beroemde Nederlandsche Dichteressen zou hebben doen bekleeden. Die hoop werd echter, door haar vroegtijdig overlijden, den 14den Februarij 1822, verijdeld.
Onder hare beste stukjes behoort het Klaverblad van Vieren, in de Muzen-Almanak van het jaar 1825 opgenomen, dat te regt als geestig en naïf geroemd, door haar tien maanden voor haar dood gemaakt is. De muzijk, zang met begeleiding van guitar, is door haar zelve daarop gecomponeerd, en geeft alzoo tevens blijk van hare bijzondere bekwaamheid ook in de toonkunst.
Haar portret, gegraveerd door Reinier Vinkeles, naar eene teekening van C. van Cuylenburgh, staat op den titel van hare Jeugdige Dichtproeven.
Zie Algem. Konst- en Letterbode, 1822, D. I. bl. 114; Stuart, Jaarbb. van het Koningr. der Nederll. 1822, bl. 491; Muzen-almanak, 1830, bl. 225 en 226; (de Jong), Alphab. Naaml. van Boeken; Algem. noodw. Woordenb. der Zamenl.; van Wijk, Algem. Wetens. Woordenb.; Biogr. Woordenb. van Nederl. Dichtt. ten vervolge op Witsen Geysbeek, de Navorscher, Bijblad tot den vijfden Jaarg. bl. CXXVI en CXXVII.