was hij instaat om, na verloop van drie jaren, tot de openbare predikdienst toegelaten te worden; wordende hij, in September 1706, door de Waalsche synode te Deventer vergaderd, tot Proponent aangenomen. Zijne uitmuntende gaven, die inzonderheid op den predikstoel uitblonken, maakten, dat hij weldra eenen roem verwierf den doorluchtigen naam, dien hij droeg, allezins waardig; ook stelden zijne vrienden alles te werk, om hem te 's Gravenhage te doen beroepen; den uitslag van hunne pogingen afwachtende, besloot hij intusschen Engeland te bezoeken, en hij scheepte zich in het laatst van Mei 1710 tot die reis in. Terwijl hij zich in Engeland bevond werd hij tot Fransch Predikant te Londen beroepen, waar hij den 11den Februarij 1711 bevestigd werd, maar die gemeente had niet lang genot van zijne dienst; want op de tijding dat zijn eenige broeder te 's Gravenhage door de kinderziekte was aangetast, spoedde hij zich derwaarts. Het is onzeker of de kiem van die ziekte, welke in het vervolg doodelijk voor hem werd, toen reeds bij hem in werking werd gebragt; maar den 27sten Februarij 1712, werd hij door eene duizeling bevangen, welke hem tegen den grond deed storten, en reeds des anderen daags liet hij zich naar Londen voeren, alwaar hij naauwlijks was aangekomen, of de kinderpokken openbaarden zich en hij bezweek daaraan den 7den Maart 1712. Men heeft van Claude in druk:
Dissertatio de Salutationibus Veterum, cui addita est, Diatribe de Nutricibus et Paedagogis. Utr. 1702, 12mo. in welke beide werkjes eene ongemeene netheid, naauwkeurigheid en geleerdheid heerscht. Jacques Bernard, eenige aanmerkingen daarop gemaakt hebbende, werd door hem beantwoord in de Nouvelles de la République des Lettres, Decemb. 1703.
Sermons sur divers textes de l'Ecriture Sainte. Amst. 1713, 8o.
Zie La Vie de Claude à la tète de ses Sermons; Paquot, Mem. Litter. Tom. III. pag. 108-106; Saxe, Onomast. Liter. Pars VI. pag. 22; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Glasius, Godgel. Nederl.