Secretaris der Hoogeschool ter laatst genoemde plaatse, doch schijnt bij de omwenteling van 1787 van beide posten te zijn ontzet geworden, althans na dien tijd vinden wij niets meer van hem vermeld.
Hij beoefende ook somtijds de Nederlandsche dichtkunst, en men vindt stukken van hem in den bundel: Vaderlandsche Liederen, Leid. 1785.
Zie Vadert. Hist. ten vero. op Wagenaar, D. VI. bl. 270 noot, D. VII. bl. 300, D. X. bl. 153, D. XI. bl. 300 noot, D. XII. bl. 434; Gillo Heringa, Bijdrage tot de Lijst der Ned. Dicht., in de Algem. Konst. en Letterb. 1848, D. I. bl. 85.