de departementen der Bataafsche republiek gereed te maken en vóór het einde des jaars, was die omslagtige arbeid, met de daartoe betrekkelijke voorschriften, in zoo verre voltooid, dat de nieuwe wetten den 1sten Januarij 1806 in werking konden komen. Toen werd Cattenburch den zeer moeijelijken last opgedragen, om dit stelsel van belastingen in Gelderland in te voeren, waar men den meesten tegenstand verwachtte. Niettegenstaande het vooroordeel, hetwelk men er tegen had opgevat, in een departement, waar men tot dusverre slechts geringe belastingen had opgebragt, slaagde Cattenburch boven verwachting in zijne zending.
Tot Inspecteur-Generaal der indirecte belastingen over het geheele koningrijk benoemd, arbeidde hij gestadig, onder de Ministers Gogel en Jean Henri Appelius, aan de volmaking van het nieuwe finantiële stelsel, waarvan de doelmatigheid langs hoe meer erkend werd, en hetwelk stand hield tot de inlijving van het koningrijk Holland in het Fransche keizerrijk.
Onder de veranderingen, welke deze nieuwe orde van zaken veroorzaakte, was een der hatelijkste voor onze landgenooten, de invoering van de vereenigde regten (droits réunis), in de plaats van de hier bestaande indirecte belastingen. Cattenburch, bij wien de Minister van finantiën, Hertog van Gaeta, tijdens het verblijf van den Keizer te Amsterdam, te waardschap was, nam die gelegenheid te baat, om de uitvoering der nieuwe wetten te verzachten, en het grootste gedeelte der oude ambtenaren te doen in dienst blijven. De Hertog, die de bekwaamheid en finantiëele kennis van Cattenburch wist op prijs te stellen, deed hem tot Directeur der directe belastingen in het departement der Zuiderzee benoemen.
Op het laatst van November 1813, en na dat Gogel naar Parijs vertrokken was, riep Elias Canneman, die toen aan het hoofd der finantiën stond, Cattenburch, in naam van het voorloopig bestuur, naar 's Gravenhage, ten einde het stelsel der indirecte belastingen weder in orde te brengen, en om voorloopig de administratie der vereenigde regten en de regie op zich te nemen, daar deze twee deelen der inkomsten, door het vertrek der hoofdambtenaren onbeheerd waren gebleven.
Toen den 1sten Januarij 1814 het oude Hollandsche stelsel van belastingen hersteld en weder ingevoerd werd, trad Cattenburch ook weder in zijne oude betrekking van Inspecteur der indirecte belastingen op. Vervolgens tot Raad van finantiën benoemd, vertrok hij in October 1815 naar Brussel, waar hij, onder den toenmaligen Directeur-Generaal der indirecte belastingen Appelius, de ontwerpen van wet opstelde, welke voortaan het nieuwe wetboek dier regten voor het geheele koningrijk der Nederlanden moest uitmaken.
Daarna tot Staatsraad in buitengewone dienst benoemd, werd hij in 1821 een der Administrateurs bij de algemeene directie