[Catharina van Gelder]
CATHARINA VAN GELDER, de jongste dochter van de voorgaande, werd na het sneuvelen van haren broeder Adolf, Hertog van Gelder, in 1477, door de Staten van het hertogdom Gelder tot Voogdes aangesteld over diens onmondigen zoon Karel van Egmond, en tevens in het haar reeds vroeger opgedragen bewind des lands bevestigd. Zij regeerde kloekmoedig en voorzigtig in hare voogdij, hoewel onder veel onrust en groote gevaren haars Neefs vorstendom. Terstond zette zij alle de Bourgondische bevelhebbers, door Karel den Stoute, Hertog van Bourgondië, aangesteld, nevens vele ambtenaren af, liet alle steden, zoo van Gelder als Zutphen, den eed afleggen aan haren tienjarigen neef Karel, die even als zijne zuster Filippa aan het Bourgondische hof in bewaring gehouden werd, ook wendde zij eene poging bij Maria van Bourgondië aan, om de beide kinderen haars broeder in vrijheid te krijgen en toen dit niet gelukte, vaardigde zij een gezantschap af, aan Lodewijk XI, Koning van Frankrijk, die beloofde haar tegen Maximiliaan van Oostenrijk, wiens oogmerken met Gelder hem bekend waren, te onderstennen. Niettegenstaande zij ook nog Lodewijk van Bourbon, Bisschop van Luik, benevens den Koning van Schotland en den Hertog van Bourbon tot hare zijde wist over te halen, kon zij de groote magt van Maximiliaan niet wederstaan en de Gelderschen zagen zich genoodzaakt hem in 1481 te huldigen.
Haar neef Karel later zijn erfvorstendom weder bemagtigd hebbende, gaf haar in het jaar 1492 uit liefde voor haar, en uit erkentenis der getrouwe diensten aan hem, inzonderheid gedurende zijne minderjarigheid bewezen, de stad Gelder voor haar leven in bezit, vrij, ongehinderd en met al de jurisdietie enz. daartoe behoorende, waar zij in 1496 overleed.
In 1479 was zij ondertrouwd geweest met Hertog Frederik van Brunswijk, doch dit huwelijk was niet voltrokken, uithoofde van zijne kort daarop hem overkomende krankzinnigheid.
Zij was eene brave en deugdzame Vorstin, die, gedurende haars neefs minderjarigheid, als Voogdes en Regentes in de groote onlusten en de gevaren, die zij van wege Maximiliaan had door te staan, vele blijken van kloekmoedigheid, beleid en voorzigtigheid had doen blijken, tot dat zij ten laatste gedwongen was, voor zijne overmagt te bukken.
De munten, die onder haar bestuur, tijdens de minderjarigheid van haren neef geslagen zijn, genaamd Joffer Catharinen-