[Andries Dirksz. van Castricum]
CASTRICUM (Andries Dirksz. van), ook wel Andreas Castricomius of enkel Andries Dirksen genoemd, geboren te Castricum, van waar hij dien naam aannam, was Pastoor van de St. Paneras-kerk te Enkhuizen, en werd, daar hij zich in zijne predikatiën tegen sommige Pauselijke gevoelens aankantte, door Rudolf Strakmans, Deken van West-Friesland, die zijnen zetel te Hoorn hield, aldaar ten jare 1562 voor hem gedagvaard; hij verscheen ter bestemder tijd, doch werd terstond achteraf geleid en in de gevangenis gebragt. Naauwelijks kwam de mare hiervan te Enkhuizen, of eenige ingezetenen dier stad togen naar Hoorn, waar zij middel vonden, om den gevangene, door op elkanders schouders te klimmen, uit den kerker te verlossen en voorts weg te helpen. De Pastoor nam hierop de vlugt, en onthield zich buiten het regtsgebied van den Deken. Ten jare 1566 ontmoeten wij hem te Enkhuizen als Leeraar van de Hervormden, die door zijne stichtelijke predikatiën en vromen wandel veel afbreuk aan het Pausdom deed, waartoe ook niet weinig medewerkte het toen ten tijde plaats vindende beestachtig levensgedrag der Monniken, die zich allerlei ligtmisserij en ontugt veroorloofden. Iets later was hij Leeraar te Sneek, doch vlugtte op het plakkaat van 11 Januarij 1567 naar Emden. Kort na de dood van Jan van Ligne, Graaf van Aremberg, den 16den Junij 1568, kwam hij echter, met andere Leeraars weder naar Friesland, waar zij in het verborgen het woord predikten binnen Leeuwarden. Toen in het jaar 1572 Enkhuizen aan de zijde van Willem I overging, en aan de Roomschgezinden de kerken werden ontnomen, deed Castricum, als gewoon Leeraar der Hervormden, de eerste predikatie aldaar, over de leuning van het exijnshuis op de vischmarkt en 's anderendaags in de Pancras- of Zuiderkerk, van welke hij te voren Pastoor
geweest was.
In het jaar 1591 was hij lid van de vergadering, zoo uit