[Reinier de Casembroot]
CASEMBROOT (Reinier de), vermoedelijk een achterkleinzoon van Jacob de Casembroot en zoon van Jan de Casembroot, die naar Indiën vertrokken en aldaar gehuwd is, werd in het jaar 1681 tot Directeur van den handel in Perzië aangesteld, waar hij tot in 1683 bleef, toen hij naar Batavia terugkeerde, doch alzoo er onder zijnen opvolger met den Sjah Sefi I, geschil ontstond over de zijde, welke de Perzianen ons voor den vorigen prijs, volgens het verdrag, niet wilden leveren, terwijl zij die den Engelschen voor minderen prijs gaven, werd Casembroot in November van laatst genoemde jaar als Commissaris of Gevolmagtigde, zoowel over Suratte als over Perzië met de schepen de Blaauwe Hulk de Alexander en Casperdam weder derwaarts gezonden, om de Perzianen tot reden te brengen, alzoo zij naar geene redelijke woorden wilden luisteren. Bij zijne komst in Perzië vond hij daar nog de schepen de Gulde wagen en Spaarnwoude, waarbij nog de Zijpe, de Betuwe en de hoeker de Lijster kwamen. Na nu nog eenige tijd met deze acht schepen voor Gamron gelegen te hebben, nam hij alle de Moorsche schepen, die er aan kwamen, tot dertien toe, in beslag en hield die twee maanden bij zich. Vervolgens bragt hij, den 29sten Julij 1684, 480 man en eenig geschut op het eiland Kismis aan land, en nam