zolderstukken met beelden en gebouwen, ook behangsels met historiën en basrelieven, zoo in het graauw als gekleurd, in huizen van aanzienlijke lieden. Voorts hield hij zich bezig met het vervaardigen van portretten in erayon en miniatuur, die zeer wel slaagde. Hij hield huis met zijnen broeder Johannes Carré en twee zusters; omstandigheden deden hun het verblijf in 's Gravenhage verlaten, en zij begaven zich met der woon naar Leiden, alwaar zij door middel van hunne kunstoefening een ruim bestaan vonden.
Wanneer hij overleden is vinden wij niet opgeteekend, maar in 1757 was hij nog in leven.
Zie van Gool, Nieuwe Schoub. der Nederl. Kunstschild. en Schilder., D. II. bl. 217 en 218; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Algem Woordenb. der Zamenl.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.