ters zouden hebben doen plaatsen. Er bestaat geen eigenlijk gezegde bundel van zijne gedichten, doch er zijn tusschen de jaren 1640 en 1670 weinig werken te Dordrecht gedrukt, of men treft daarvoor dichtregelen van zijne hand.
Afzonderlijk is van hem gedrukt:
Bredajae et Celsiss. Principis Auriaci Athenaeum, versibus celebratum à Rulando Carpenterio J.C. in illustris scholae Auriacae, quae Bredae est, auditorio majori, die 27 Martii 1647. Bredae ex officina Johannis a Waesberge illustris scholae ae Collegii Auriaci Typographi Jurati.
Zijne vermaardheid heeft hij echter meer te danken aan zijne Nederduitsche vertaling van de Verhaelboecken van de Vereenigde Landschappen van Nederland van den Kardinael Bentivoglio. Rotterd. 1648 12o.
Ook zou hij in het licht hebben gegeven de:
Historie van het leven en sterven van den Heer Johan van Oldebarneveld, waarachtelijk beschreven door een liefhebber der waarheid 1648.
Zie Balen, Beschr., van Dordr. bl. 224, 1305; Pars,Naamr. van de Batavise en Hollandse Schrijvers, bl. 94; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Geschied- en Letterk. Mengelw, D. III. St. III. bl. 107; Hoeufft, Parnasus Latinv-Belg, pag. 263; Bilderdijk, Geschied. des Vaderl., D. IX. bl. 307, D. X. bl. 327; Algem. Konst en Letterb., 1834, D. I. bl. 295 en 296; Biogr. Woordenb. van Nederd. Dicht. ten verv. op Witsen Geysbeek; Hermans, Bijdragen over Noord-Brab, D. I. bl. 223, 294.