[Johannes Carolus]
CAROLUS (Johannes), geboren te Antwerpen, waarschijnlijk tusschen 1530 en 1535, begon zijne studiën te Leuven, waarna hij die in Frankrijk ging voltooijen, zich te dien einde eenige tijd aan de hoogescholen van Orleans en van Poitiers ophoudende; van daar reisde hij naar Italië, bezocht er de akademiën van Padua en Bologna, en verkreeg aan de eerste de doctorale waardigheid in de regten, toen hij 23 jaren had bereikt. In de Nederlanden terug gekeerd, oefende hij gedurende tien jaren de praktijk als Advokaat te Mechelen, en werd vervolgens door Filips II aangesteld als Prokureur-Generaal in het hof van Friesland. Hier betoonde hij zich een bitter vijand van de Hervormden en van alle pogingen, die tot afschudding van het Spaansche juk werden aangewend. Later werd zijn ijver beloond door eene benoeming tot Raadsheer in het Parlement van Mechelen, waarin hij ten jare 1597 Vice-President en de oudste Raadsheer was, toen hij van deze waardigheid afstand deed en zich als Lekebroeder in het Minderbroeder-klooster te dier stede begaf, alwaar hij den 13den September 1598 stierf. Hij schreef in 1573 te Leeuwarden een werk getiteld:
De Rebus Casparis à Robles Billaei in Frisia gestis Commentariorum Libris IV. Leeuward. 1731 4o.
Dit werk, hetwelk ter eere van Caspar Robles, Heer van Billy, geschreven en aan Filips II Koning van Spanje opgedragen is, loopt van Januarij 1572 tot in de maand Augustus 1573, en is, zoo als wel te denken is, hoogst partijdig, ja hatelijk tegen alle voorstanders der vrijheid. Doch niettegenstaande de stijl stroef en zonder eenige verheffing is, is dit werk evenwel zeer belangrijk voor de geschiedenis van die tijd, dewijl men er uit ziet, hoe de oneenigheden der hoofden van den opstand gelegenheid gaven, om hunne stoutste pogingen te doen mislukken. Ook leert men er de beraadslagingen en hulpmiddelen der Koningsgezinden uit kennen; en daarom verdient voorzeker de schrijver, niet alleen als ooggetuige, maar ook als een merkelijk aandeel in het verrigte genomen hebbende, een groote mate van geloof.
Hij stelde het geschrevene ter hand aan Viglius van Zwichem; het schijnt ook naar Spanje verzonden te zijn; er is