[Frederik Robert Evert van der Capellen]
CAPELLEN (Frederik Robert Evert van der), Heer van den Boedelhof, Rijselt, den Dam en Berkenwoude-en-Achterbrock, oudste zoon van Alexander van der Capellen, heer van den Boedelhof, Aartsbergen, Hagen en Esselt, geboren den 24sten Februarij 1710, werd in 1732, als Heer van den Boedelhof, beschreven in de Ridderschap van Zutphen, en in 1742 Ordinaris Raad in den Hove van Gelderland.
Bij koop bragt hij in 1744 het oude stamhuis den Dam weder in zijn geslacht. Hij zag zich in 1750 aangesteld tot Scholtus binnen en buiten Zutphen, en was tevens Ordinaris Gedeputeerde des Graafschaps en Geeommitteerde tot beneficering van den Neder-Rijn en IJssel. Hij moet zeer in gunst gestaan hebben bij Willem IV, Prins van Oranje, want deze zond hem, den 30sten October 1749, met eene commissie naar Drenthe en ook naar Stad en Lande.
Hij overleed den 28sten 1755, en was getrouwd met Anna Margaretha Elisabeth van Lynden d'Aspremont, door welk huwelijk hij de huize en havezathe Rijsselt weder in zijn geslacht bragt. Zijn echtgenoote schonk hem vijf zonen en drie dochters, zijne zonen waren: Alexander Hendrik van der Capellen, Godart Filip Cornelis Theodorus van der Capellen, Frederik Benjamin van der Capellen; Robert Jasper van der Capellen en Alexander Philips van der Capellen, die allen volgen.
Zie Kok, Vaderl. Woordenb., D. IX. bl. 138, 139-141