delde in die hoedanigheid met de Staten van Holland over de handelingen met Engeland. In 1577 schreef hij uit Keulen over de twisten, tusschen den Keurvorst van den Paltz en Hertog Jan Casimir, en over andere Keulsche zaken. Na de Fransche furie te Antwerpen, in 1583, werd hij naar Frankrijk gezonden en keerde naar den Prins terug, met eene geheime instructic, naar het schijnt om den weg ter verzoening met Anjou mogelijk te maken. In Januarij 1584, was hij Geheimschrijver van het Gezantschap, dat naar Frankrijk gezonden werd, om met den Koning van dat rijk een verbond te sluiten, en werd door de Nederlandsche Gezanten naar den Koning van Navarre en den Prins van Condé gezonden, ten einde hun met den kommerlijken toestand van de Nederlanden bekend te maken, en hunne Raad, hulp en bijstand in te roepen. Nog in het zelfde jaar kwam hij van wege den Staat binnen Antwerpen, dat toen door den Hertog van Parma belegerd was, ten einde de bezetting tot volharding aan te manen, met belofte dat zij binnen drie maanden zoude ontzet worden.
In 1593 tot Agent bij den Koning van Frankrijk aangesteld, en uithoofde van tegenwind in Zeeland moetende vertoeven, waarschuwde hij 's Lands Advokaat Johan van Oldenbarneveld voor zekeren Otto Hartius, die, een van de Staten een paspoort gevraagd hebbende om in het Land te mogen komen, zulks gedaan had met voornemen om te trachten de gemoederen voor den Aartshertog Ernst te winnen.
In November van dat jaar kwam Caluart geheel onverwachts uit Frankrijk terug met brieven van Koning Hendrik IV, waarin deze de Staten verzekerde van nimmer in onderhandeling te zullen komen met de Ligue in Frankrijk noch vrede te maken met Spanje, zonder voorkennis van de Staten. Reeds in de volgende maand werd hij echter weder naar Frankrijk gezonden, waar hij van den Koning brieven van naturalisatie voor alle de onderzaten der Vereenigde Nederlanden wist te verkrijgen, en in het geheel bijzonder voor de belangen der Nederlanden waakte. Zoo waarschuwde hij onder anderen in 1596 de Staten Generaal, dat de Kardinaal Albertus van Oostenrijk met een leger in aantogt was naar de Nederlanden, en dat Frankrijk een verbond met Spanje gesloten had.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XIX. bl. 537 (61), B. XX. bl. 606 (40), B. XXX. bl. 710 (29), 728, (42), 758 (65), 759 (66) 760 (68), 766 (71), 776 (77); B. XXXI. bl. 844 (52), B. XXXII. bl. 34 (25), B. XXXIII. bl. 169 (6), bl. 206 (35), B. XXXIV. bl. 299, (5), 314 (16); Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VIII. bl. 56; Groen van Prinsterer, Archives de la Mait. d' Oranje Nassau, Tom. IV. pag. CIV pag. 230, suiv. Tom. V. pag. 464, Tom. VI. pag. 150 suiv. Tom. VIII. pag. 167.