[Abraham Cabeljau]
CABELJAU (Abraham), een Hollandsch Koopman, die in het begin der zeventiende eeuw, onder de regering van Karell IX, Koning van Zweden, zich naar dat rijk begaf; onderscheidene zijner landgenooten derwaarts lokte, en met hen den grondslag legde der nieuwe Zweedsche Stad Gothenburg. Onder de regering van Koning Gustaaf Adolf werd hij Intendant der visscherijen en Directeur der Maatschappijen van koophandel. Zijne bekwaamheid en nijverheid bezorgden hem groote rijkdommen, welke hij dikwijls tot roem en verdediging van het Zweedsche rijk aanwendde. Cabeljau onderhield een eskader om de kusten te verdedigen, en liet voor eigen rekening een korps troepen naar Stokholm komen. Gustaaf Adolf vatte genegenheid op voor zijne dochter, Margaretha Cabeljau, en verwekte bij haar eenen zoon, in de geschiedenis onder de naam van Graaf van Wasaburg bekend.
Zie Biogr. Nation.; Algem. Woordenb. der Zamenl.; Biogr. Univers.