[Gerlof later Gerlacus Buma]
BUMA (Gerlof later Gerlacus), zoon van Wijbbe Feddes Buma en Rebecca Joukes Selsma, werd geboren te Sneek den 20sten Augustus 1732. Zijn vader, die aldaar tot den gegoeden handelstand behoorde en tevens een beminnaar was van Geschiedenis en Letteren, zond hem in September 1750 naar de Hoogeschool te Groningen, waar hij zich tot Junij 1755 vlijtig oefende in de Letteren, Wijsbegeerte en Godgeleerdheid. Toen echter vertrok hij in September van gezegd jaar naar de Francker Akademie, ging daar tot de Regtsgeleerdheid over en werd reeds den 15den Junij 1757 tot Juris Utriusque Doctor gepromoveerd. Den 5den Julij daaraanvolgende als Advokaat voor den Hove van Friesland geimmatriculeerd, vestigde hij zich als zoodanig te Leeuwarden. Tot Pensionaris van die stad aangesteld den 24sten September 1762, verkreeg hij aldaar den 9den Junij 1763 het burgerregt. Later werd hij mede Pensionaris van Dockum in 1765, van de Grietenijen Dantumadeel en Lemsterland in 1767, van Haskerland in 1771 en van Oost-Dongeradeel in 1777. Den 4den April 1775 benoemde het Hof hem tot Mede-Oudsten Advokaat, ook was hij veelmaals, zoo binnen als buiten de provincie Friesland, Reviseur in herzien wordende processen. Als Voogd en Rentmeester deelde hij in het Bestuur van het Old-Burgerweeshuis te Leeuwarden. Na eene vier-en twintigjarige zeer uitgebreide Regtspraktijk werd hij den 13den Februarij 1781 aangesteld tot Raad-Ordinaris in het Hof Provinciaal, doch, ten gevolge der tijdsomstandigheden, nadat door de Representanten des vrijen volks van