22sten Maart 1831 Bevelhebber der tweede Brigade Kavallerie bij het leger te velde, en maakte als zoodanig den tiendaagschen veldtogt mede. Voorts in October 1839 tot Opper-Bevelhebber der Kavallerie te velde benoemd, werd hij den 22sten September 1840 Luitenant-Generaal en den 1sten Januarij 1841 als zoodanig gepensionneerd; terwijl hij te gelijker tijd tot Opperstalmeester van Koning Willem II werd aangesteld. Op den 20sten April 1849 werd hij Grootmeester van het huis des Konings Willem III, om bij de Koningin dienst te doen, en overleed met de Koningin op reis zijnde, te Friederichshafen, den 21sten Mei 1851.
Hij liet bij zijne echtgenoote Catharina Anna Fagel, eenen zoon na, Jonkheer Frans Robert Boreel gewezen Sekretaris van legatie te Parijs, en twee dochters Agnes Anna Maria Boreel, getrouwd met William Brooke Northey, Kapitein in Engelsche dienst en Margaretha Maria Paulina Boreel, gehuwd met haren Neef, Jonkheer Mr. Willem Boreel van Hoogelanden, thans President der Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
In Julij 1830 was hij tot Ridder, in Augustus 1831 tot Commandeur en den 10den April 1849 tot Grootkruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw benoemd. Hij was mede versierd met onderscheidene vreemde Ordes, als daar zijn: Grootkruis van het Zwaard van Zweden, en van Frederik van Wurtemberg. Ook was hij in den Adelstand verheven met het predikaat van Jonkheer.
Zie Scheltema, de laatste Veldtogt van Napoleon Buonaparte, Bijl. bl. 81, 113, 143 en 145; Bosscha, Neêrl. Heldend. te Land, D. III. bl. 463-465, uit familiepapieren aangevuld.