[Justus Boot]
BOOT (Justus), misschien wel van het zelfde geslacht, werd den 5den Mei 1763 tot Kapitein ter zee benoemd, en bevond zich in 1781, als zoodanig op de Beverwijk, een schip van 56 stukken, onder het eskader bij Curaçao, toen de oorlog tusschen Engeland en ons Vaderland uitbarstte. Hij nam een der Engelsche kapers, die zich op de hoogte van dat eiland vertoonde, zette er eene Hollandsche vlag en eenige manschap onder zijnen Luitenant de Richemont op, en zond hem ten kruistogt rondom het eiland, ten einde dit tegen eenen onverhoedschen aanval van de Engelschen te beveiligen. In 1782 met zijn schip in de haven van Curaçao liggende, was hij de eerste der zich daar bevindende Kapiteins, die zich gereed maakte om den Hoeker de vrouw Machtelijne gekommandeerd door Christiaan Geerman, welke met het Engelsche fregat de Diamant Kapitein Parker, in gevecht was, te hulp te snellen, doch werd daarin verhinderd door den Schout bij Nacht Hendrik Rietveld, wiens schip de Nassau hem dwars in den weg schoot. Van 1785-1787 voerde Boot het bevel over een eskader in de Middellandsche zee, en werd in 1788 tot Schout bij Nacht bij de Admiraliteit te Amsterdam bevorderd.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. III, bl. 270; Stuart, Vaderl. Hist., D. IV. bl. 109 en 110; Teenstra, de Nederl. West-Indisehe Eil., St. II. bl. 64-67; de Jonge, Nederl. Zeew., D. V. bl. 529, D. VI. St. I. bl. 162 en 394.