Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 833]
| |
besteld, om de Fransche, Latijnsche en Grieksche talen te leeren, en maakte weldra zulke vorderingen, dat hij niet alleen boven anderen uitmuntte, maar het in de Latijnsche dichtkunde zoo ver bragt, dat hij voor velen zijner medescholieren de Latijnsche verzen maakte. Na de dood zijns vaders vertrok bij met zijne moeder, broeder en zuster naar Leiden, waar hij nog eenigen tijd de Latijnsche scholen bezocht en zich vervolgens op de Geneeskunde toelegde. In 1788 verdedigde hij, met geen geringen lof, bij het aanvaarden der doctorale waardigheid, zijne uitmuntende verhandeling over de bast der Surinaamsche GeoffraeaGa naar voetnoot(1), van welke niet alleen Murray in zijne Apparatus Medicaminum, en andere schrijvers melding maken, maar ook nam de geleerde Hermanus Adrianus Bake de moeite op zich, om die, ten algemeenen nutte, in het Nederduitsch over te zetten. In het zeltde jaar door de Société Royale de Médécine te Parijs voorgesteld zijnde: door een vergelijkend onderzoek der Natuur- en Scheikundige eigenschappen, de bestanddeelen der melk van vrouwen, koeijen, geiten, ezelinnen en merries te bepalenGa naar voetnoot(2), nam Bondt, met zijnen vriend Stipriaan, Geneesheer te Delft, de beantwoording dezer zeer moeijelijke vraag op zich, aan welk antwoord in 1790 de gouden eerprijs ten deel viel. In het volgende jaar werd hij tot medelid verzocht van een Natuur- en Scheikundig gezelschap, kort te voren door de Heeren Paets van Troostwyk, Pieter Nieuwland en Johan Rudolf Deiman opgerigt, om zich in deze wetenschappen verder te oefenen, en door nieuwe ontdekkingen der maatschappij nuttig te zijn. Hij nam dit verzoek met zijne natuurlijke gulhartigheid aan, en werd vervolgens in 1793 door heeren Curatoren van het Athenaeum te Amsterdam, tot Hoogleeraar in de Kruidkunde aangesteld, welken post hij den 24en Februarij des volgenden jaars aanvaardde, met eene openbare redevoering: ten betoog, dat men het nut dier werkzaamheden, welke de nieuweren in de kruidkunde hebben ingevoerd naar behooren dient te waarderenGa naar voetnoot(3). Slechts omtrent twee en een half jaar had hij dezen zijnen post bekleed, toen de dood hem op den 17den Augustus 1796 wegrukte, na dat hij kort te voren voor een beroep als Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Leiden bedankt had. Groot was dit verlies voor de maatschappij en de wetenschappen, daar in zijn overlijden de geneeskunde eenen doorkundigen beoordeelaar, de kruidkunde eenen echten kenner, de scheikunde eenen ijverigen beoefenaar, zijne nabestaanden eenen trouwhartigen bijstand, en zijne vrienden en | |
[pagina 834]
| |
bekenden, eenen warmen en standvastigen vriend verloren. Bondt was lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, alsmede van het Geneeskundige Genootschap (Aegrotantibus) te Brussel. Hij bezat bij een helder verstand een gelukkig geheugen. Zijn oordeel was vaardig en zuiver, en werd door geen vooringenomenheid bestuurd, maar door eene verbeelding ondersteund, die niet verhit noch buitensporig, maar geregeld en levendig genoeg was, om hem in alle voorkomende gevallen ten dienste te staan, en alles voor den geest te brengen, wat eenigen invloed op de beoordeeling der zaak had. Zucht tot kennis was bij hem eenen heerschende neiging, aan welke hij vele andere vermaken opofferde, en eerlijkheid, rondborstigheid, en onpartijdigen, onversaagden ijver tegen alles, wat hem onregtvaardig en onderdrukking scheen, maakten de hoofdtrekken van zijn karakter uit. Hij was zeer eenvoudig in alle zijne daden en bedrijven, en afkeerig van alles, wat naar trotschheid of uiterlijke vertooning zweemde. Wezenlijke verdiensten van anderen werden door hem hooggeschat; doch hij mat die nimmer af naar den maatstaf van rang of titel, alzoo hij op dit stuk geheel onverschillig was, en zich op zijne eigene bevordering niet het minste liet voorstaan.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolg. op Wagenaar, D. XXXV bl. 303; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens. D. II. bl. 613; Biogr. Nation.; van Lennep. Ill. Amstel. Athen. Memorabilia, pag. 219, 220, 277, 278; Aanh. op het Woordenb. van Kunst. en Wetens. van G. Nieuwenhuis; Mr. M.C. van Hall, Mr. Jan Bondt en diens vader Mr. Nicolaas Bondt herinnerd, bl. 14 en 15. |
|