Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Rutger Bondam]BONDAM (Rutger), zoon van den voorgaande, geboren te Zutphen den lsten Julij 1757, was in vroegere jaren, door zijnen vader, opgeleid tot de beoefening der Letteren en werd na het verdedigen van eenen lezenswaardige verhandeling Over het beroep van onderscheidene Geldersche steden op het Hof van ZutphenGa naar voetnoot(1), den 25sten April 1778, tot Doctor in de Regten bevorderd. Naderhand trad hij echter in Krijgsdienst, werd Kapitein bij een Bataljon Jagers en voerde het bevel in de Groningsche Ommelanden; zonder evenwel zijne zucht voor de wetenschappen, vooral die op ons Vaderland eenige betrekking hebben, door den Oorlogstrommel te laten verdrijven. Zoo ver was het daar af, dat hij zelfs een voornemen had, om, bij de eerst mogelijke gelegenheid, het Jus Caesareum en het Vetus Jus Flandricum, waaraan zijn vader gewerkt had, te willen voltooijen en uitgeven. Doch daarin schijnt hij te zijn verhinderd geworden door zijne dood, den 23sten April 1819. Nog student zijnde, was hij reeds een werkzaam Lid van het Provinciaal Utrechts Genootschap voor Oudheid-, Taal- en Dichtkunde en in 1804 werd hij, op zijn schriftelijk verzoek, | |
[pagina 823]
| |
ook tot Lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde aangenomen.
Zie te Water, Aanspraak in de Jaarl. Algem. Vergad van de Maats. der Nederl. Letterk., bl. 2-5; Bouman, Geschied. der Geld. Hooges., D. II. bl. 290 noot, uit familiepapieren aangevuld. |
|