den Landmeter D. Klinkenberg, door Gecommitteerde Raden opgedragen, om de gesteldheid van den oever langs het Haarlemmermeer onder Aalsmeer op te nemen en in het volgende jaar diende Bolstra de gemagtigden uit Gecommitteeerde Raden ter bezorging dezer aangelegenheid van een verslag dezer nadere opneming en van een ontwerp tevens ter stuiting van den gevaarlijken afsleet der landen en wegen in het westeinde van Aalsmeer, met eene raming der daartoe vereischte kosten. Eene gelijke opneming van het afnemen der landen voor en langs den bedijkten Grietpolder, onder het ambacht van Leimuiden, met een ontwerp ter voorziening en berekening van kosten, leverde Bolstra in 1764; terwijl hij in 1767 benoemd werd in eene commissie van zes personen wier hulp werd in geroepen, om de oevers van het Haarlemmermeer naauwkeurig op te nemen, de plaatsen van het grootste gevaar te bepalen, en de middelen ter voorziening niet alleen tegen den verderen aanwas, maar ook ter beteugeling der woede van het meer op te geven, waaraan zij ten genoege van hunne lastgevers voldeed.
In 1766 zond Bolstra met den Landmeter Frederik Beijerinck een berigt in, wegens de diepten boven den mond van het Pannerdensche kanaal. In het volgende jaar maakte hij weder deel van eene Commissie van zes personen, aangesteld tot het doen van plaatselijken opneming dier ondiepten, aan welke Commissie twee rivier- en waterbouwkundige Officieren waren toegevoegd. Deze gelastigden van hunne reis teruggekomen, hadden eenen eenparigen raadslag uitgebragt, welke in tegenwoordigheid der beide Officieren was beraamd en besloten en de goedkeuring van den Hoogleeraar Lulofs wegdroeg, doch de hooge vorderingen der aannemers deed hunnen voorslag buiten gevolg blijven.
In 1772 werd Bolstra nevens L. Engelman en Christiaan Brunings, Toezieners van Rijnland door Gecommitteerde Raden en Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland geraadpleegd over de middelen om de veelvuldige aanslijkingen in het IJ voor Amsterdam tegen te gaan. Zij gaven weldra middelen op tot herstel, welke echter, door andere niet goedgekeurd wordende, achterwege bleven.
Bolstra overleed te Leiden, kort voor den 9den November 1776, want op dien dag werd Klaas Vis aangesteld tot Landmeter van Rijnland in plaats van den overleden Melchior Bolstra en gelast om diens papieren over te nemen.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. I. bl. 289-291; Stuart, Vaderl. Hist., D. II. bl. 342-354, D. III. bl. 254 en 255; Collot d'Escury, Hollands Roem, D. I. bl. 643, 647 en 650, vergeleken met de Notulen van Holland.