1765 werd hij bij de Classis van Groningen en het Gooregt tot de Predikdienst onderzocht, en bekwaam gekeurd; aanvaardde, den 20sten April 1766, het Leeraarsambt te Marsum, nabij Leeuwarden, werd in 1767 verplaatst naar Noorddijk; in 1772 naar Oostwolde, in 1783 naar Leeuwarden, en in 1786 naar Groningen, waar hij in September 1823 emeritus werd en den 26sten Augustus 1826 overleed.
Te Oostwolde, alwaar in den zomer van 1769 eene indijking van, uit den Dollard, aangespoelde landen plaats had, en alwaar, in 1777, eene fraaije nieuwe kerk, uit de voordeelen dezer bedijking voor de Kerkenkas, gebouwd werd, hield hij daarin de eerste Leerrede, waarin hij ook de oudheid dezer landen in het burgerlijke en kerkelijke voordroeg. Deze Leerrede, bij de liefhebbers der Vaderlandsche Oudheden in hooge achting, heeft hij, benevens eene Synodale Redevoering van dat zelfde jaar, in druk uitgegeven, onder den titel:
Tweetal van plegtige Redevoeringen, welker eene, over Jezaj. LXVI:1 en 2, uitgesproken op den 12den van Wijnmaand 1777, ter inwijding van een nieuw Kerkgebouw te Oostwold, vele bijzonderheden behelst uit de Oudheden dezes Lands, die in de Bijvoegselen nader aangewezen worden; en welker andere, over Hagg. I:14, te Appingadam, den 2den van Bloeimaand 1777, gedaan ten besluite van de Hooge Kerkvergadering van Stad en Lande, den Godsdienst vertoont in deszelfs aangelegenheid, verval en herstelling, voornamelijk in betrekking tot onze dagen; door L. van Bolhuis; Predikant te Oostwold in den Oldambte, Groningen 1778.
Ook legde hij zich aldaar bijzonder toe op de beoefening van onze Nederduitsche taalkunde, en gaf uit zijne:
Beknopte Aanleiding tot de kennis der Spelling, Spraakdeelen, en zinteekenen van de Nederduitsche taal, ten dienste van mingevorderden, naar den nieuweren smaak, ter uitgave opgesteld door Klaas Stijl, na des Schrijvers tusschenvallenden dood uitgegeven, aangeprezen in eene Voorrede, en voor de helft vermeerderd met bijgevoegde Aanmerkingen, die den weg openen tot dieper, en uitgestrekter onderzoek, door L. van Bolhuis, enz. Groningen 1778; van welk voortreffelijk boekje reeds, in 1787, de derde uitgave verbeterd en vermeerderd, in het licht kwam.
In 1780 werd hij gekozen tot Lid van de Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, en in 1793 door de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, met een gouden Medaille bekroond om de beantwoording van eene uitgeschrevene Prijsvraag over eene Nederduitsche Spraakkunst, welke door de Maatschappij vervolgens is uitgegeven, onder den titel:
Beknopte Nederduitsche Spraakkunst, opgesteld door L. van Bolhuis, enz. 1793, en sedert nog tweemaal herdrukt.