[Adam Bogaard]
BOGAARD (Adam) Bogaardt of Bogaart, geboren te Dordrecht uit een aanzienlijk geslacht, omtrent het jaar 1418, was de zoon van Willem Bogaard, die in 1423 Schout van Dordrecht is geweest, en vader van Jakob die volgt. Hij verkreeg de waardigheid van Meester in de Wetenschappen te Leuven in 1432, en die van Doctor in de Medicijnen aan de zelfde Hoogeschool in Junij 1442. Men beschonk hem den 29sten Januarij met eenen Hoogleeraarsstoel in de Geneeskunde, waaraan eenen Kanunnikaat van St. Pieter van den tweeden rang was gehecht. Hij bedankte voor die bediening in 1480, stierf den 18den Maart 1482, en werd begraven in de St. Pieters kerk, waar men het volgende grafschrift leest op de zerk, die zijne beenderen bedekt:
Hic Adam Bogaard, celeberrimus ille magister
Artibus in cunetis, nunc jacet et astra petens:
Qui septem lustris Medicinae Interpres et anno
Publicus hic fuerat, Doctor et egregius.
Dat is:
Hier sluimert Bogaard, nu verhuisd naar hooger sfeeren,
Die zes en dertig jaar der Medicijnen kunst
Met ijver onderwees; wien alle wijzen eeren
Als rijk begrftigd met der wetenschappen gunst.
Tot zevenmaal toe verkoos men hem tot Rector der Hoogeschool in het tijdvak van 1442-1474.
Zie: Balen, Beschr. van Dordrecht, bl. 204; Halma, Tooneel der Vereen. Nederl; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; Biogr. Univers