[Jacob Filips Baron van den Boetzelaer]
BOETZELAER (Jacob Filips Baron van den) Heer van Nieuwveen, zoon van Jacob Godefroi Baron van den Boetzelaer en Magdalena Elizabeth de Jonge, geboren den 18den Augustus 1711, werd in het jaar 1737 beschreven in de Ridderschap van Holland, was later eerste Lid dier Ridderschap, Voorzitter van het Collegie van Gecommitteerde Raden en Heemraad van Schieland. Hij werd iu het laatst van Februarij 1744 in buitengewoon gezantschap naar Londen afgevaardigd, ten einde het Hof van St. James de verzekering te geven dat de Staten aan hunne verbindtenissen met Groot Brittanje getrouw zouden blijven, ondanks den zwakken toestand hunner gewesten, alsmede hunne zucht, om door middel der wapenen den vrede te bereiken. Hij verbleef zonder veel te kunnen slagen te Londen tot in het jaar 1745, waarna hij, in het begin van 1746, op nieuw derwaarts gezonden wordende, in 1747 terugkwam.
Hij moet een zeer geleerd man zijn geweest, en werd, wegens de genoemde Ridderschap, in 1774 tot Curator der Hoogeschool te Leiden aangesteld. Hij overleed te 's Gravenhage den 26 April 1781 en liet bij zijne echtgenoote, Christina Charlotte Margaretha Baronesse van Stöcken, zijne nicht, eene dochter na.
Zie Beekman, Beschr. van Asperen, bl. 280; Bijv. en Aanm. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. XIX. bl. 122-123; Nalez. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. I. bl. 430 en 431; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hooges. D. II. T en B bl. 24 en 25.