[Frederik Hendrik Baron van den Boetzelaer]
BOETZELAER, (Frederik Hendrik Baron van den), Heer van Langerak en Schoot, zoon van Frederik Gideon Baron van den Boetzelaer en Anna Maria van Hunninga van Oostwald, geboren den 15 Maart 1688, was Luitenant-Kolonel en Kapitein van de Gardes, Kolonel van een Regement Infanterie ten dienste dezer Landen, en werd in 1724 beschreven in de orde der Ridderschap van Holland en West-Friesiand en daarna wegens die Ridderschap Gedeputeerde in den Raad van Staten der Vereenigde Nederlanden: ook was hij Hoogheemraad van Delfland en sedert 1727 Meesterknaap van Holland. Hij overleed den 17 Julij 1733; en verwekte bij zijne eerste echtgenoote Ottilina Philippina van Dorp eene dochter; en bij zijne tweede vrouw Elizabeth Pauw eenen zoon, Jacob George Rutger Baron van den Boetzelaer, en twee dochters.
Zie Luïscius, Algem. Hist. Woordenb. D. II. bl. 440; Beekman, Beschr. van Asperen, bl. 278 en 279; Wagenaar, Vaderl. Hist D. XVIII. bl. 297; Kok, Vaderl. Woordenb. D. VII. bl. 652 en 653