[Hendrik Bloeyman]
BLOEYMAN (Hendrik), Heer van Helvoirt, ook wel Bloeiman gespeld, geboren te 's Hertogenbosch, was sedert 1546 meermalen Schepen in zijne geboorplaats en onderteekende als Afgevaardigde dier stad, in 1577, de Unie van Brussel; doch was een dergenen die de goede zaak spoedig afvielen, en het was voornamelijk van hem en aan eenige andere te wijten, dat 's Hertogenbosch reeds in het jaar 1579 zich aan den Koning van Spanje onderwierp. In de verantwoording der uitgeweken burgers uit de stad, welke te Loiden in den jare 1579 gedrukt werd, komt hij uit dien hoofde in een ongunstig licht voor, en wordt hij met ronde woorden genoemd, een der bewerkers van den overgang der stad. Waarschijnlijk ter belooning hiervan, werd hem door Koning Philips den rang van Lid van den Geheimen Raad gcsehonken.
Voor het overige schijnt Bloeyman een geleerd man te zijn geweest; men vindt hem ten minste, in eenen brief, met den naam van zeer geleerden bestempeld, en in eene opdragt van zeker werkje, dat in het jaar 1556 uitkwam, en tot titel voert: Apologia scholae principalis in urbe Amstellodamo, Sylvaeducis apud J. Turnhout, wordt hij Henricus Haematander, Licentiatus Juris peritissimus genoemd. Naar de beuzelachtige gewoonte van dien tijd, is zijn geslachtnaam Bloeyman aldaar opgenomen als Bloedman en als zoodanig naar de Grieksche woorden ἇιμα bloed en άνὴϱ man, in ἁιματανδϱος Haematander verwisseld. Bloeyman had de heerlijkheid Helvoirt, in het jaar 1560, in pandschap verkregen, toen Filips III, als Hertog van Braband, met toestemming der Staten, onderscheidene plaatsen tot heerlijkheden verpande. Sedert dien tijd hebben hij en zijne nazaten, of degenen, welke zijn regt verkregen, die heerlijkheid in bezit gehad, tot dat zij, in het jaar 1657, door de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, als Hertog van Braband, werd ingelost. van welk tijdstip af aan, zij opgehouden heeft eene heerlijkheid te zijn.
Zie Oudenhoven, Beschr. van den Bosch, bl. 39 en 159; de Jonge, de Unie van Brussel, bl. 52 en 53, dezelfde, Bijv. en Verb. op de Unie van Brussel, bl. 35 en 36.