[Gerson Levy Binger]
BINGER (Gerson Levy), in 1774 te Amsterdam geboren, was een zoon van Levy Binger en Marianne Rubens. De vader was musicus, maar had het voornemen niet om een zijner kinderen daarvoor op te leiden. De jonge Binger leed in zijne jeugd aan kinderziekte, maar betoonde toen reeds veel liefde tot de muziek. Op zekeren dag plaagde hij zijne moeder om de viool zijns vaders die aan den wand hing. Nadat de moeder met schroom valligheid dit verzoek had ingewilligd, legde Binger die voor zich op den grond, en schoof met zijne vingertjes heen en weder op de snaren, zoodat men daaruit duidelijk het liedje ‘het kuipertje’ kon begrijpen, hetwelk toenmaals op het carillon van den Zuiderkerk-toren, in zijne geboorteplaats, gestoken was. De vader, bij zijne tehuiskomst dit hoorende, was ten uiterste daarover verwonderd, kocht zijn zoontje eene kleine viool en begon hem daarop onderrigt te geven. Door zijnen ziekelijken toestand kon hij echter nog niet staan, zoodat hij op eene stoof zittende de viool als bas moest houden. De Heer Praeger te Amsterdam ondernam om hem te onderwijzen, en bragt het zoo ver, dat de kleine Binger op zijn zevende jaar (altoos nog in die houding) zich te 's Gravenhage voor het hof liet hooren. Weldra echter werd zijne ziekelijke gesteldheid beter, zoodat hij nu de viool naar behooren kon houden. Hij studeerde ijverig onder zijnen bekwamen leermeester Praeger, en verkreeg weldra eene buitengewone vaardigheid in het spelen op het eerste gezigt en in het variëren, hetgeen bewonderenswaardig was. Locatilli's, Fantini's en Piehl's studiën kon hij uit het hoofd voordragen. Twaalf jaren oud zijnde verloor hij zijnen vader, en zag zich dus genoodzaakt voor zich zelven te zorgen. Op zijn zestiende jaar vertrok
hij naar Hamburg en liet zich met ongemeenen bijval hooren. Vervolgens begaf hij zich naar Manheim, waar een bijzonder voorval plaats had. Bij een voornaam liefhebber op eene kwartetpartij verzocht zijnde, speelde hij daar de eerste viool met veel vaardigheid en bijval. De altspeler verhaalde hem variatiën op een Russisch-thema gekomponeerd te hebben en verzocht hem die te willen voordragen. Eerst weigerde Binger, maar eindelijk gaf hij toe en kweet zich van die taak zoo voortreffelijk dat de maker (de beroemde Viotti zelf) hem een exemplaar daarvan ten geschenke gaf, en zijne ondubbelzinnigste goedkeuring betuigde. Zoowel deze kunstenaar als Giornovichi, welke dien avond de tweede vioolpartij vervulde, werden zijne vrienden en invloedrijke voorbeelden. Van daar ging hij naar Altona en Hamburg en vormde er uitstekonde leerlingen. Ook als bassist moet hij groote verdiensten bezeten hebben. Bij zijne terugkomst te Amsterdam huwde hij, maar vertrok weldra naar Londen, waar hij meer dan twintig jaren een ergerlijk en ongeregeld leven leidde. In dit huwelijk verwekte hij zestien kinderen, maar mogt er slechts een behouden. Door den drank en de losbandigheid tot de grootste armoede vervallen, keerde hij, naar Amsterdam terug en trad in een publiek concert in den Hoogduitschen schouwburg op. De algemeen hoog gespannen verwachting