[Boel Bicker]
BICKER (Boel), Jakobsz. treft men in het jaar 1481 aan op de naamlijst van Schepen der stad Amsterdam, welke waardigheid hij ook in 1490 bekleedde. In 1495 en 1497 vindt men hem gemeld als Burgemeester en hij was een der Raden even als Klaas Bicker Jacobsz. (vermoedelijk zijn broeder) een der aanzienlijke Poorters, in de vergadering, welke op den 22sten December 1498, door Burgemeesteren van Amsterdam belegd was in de Gasthuiskerk, en aan wie door hen werd voorgehouden, het privilegie van Hertog Willem van 1405, over de vrije vaart van en naar de stad, en gevraagd, hoe Raad en Poorterij het begrepen? Waarop als uit eenen mond werd geantwoord, dat elk en een iegelijk de vrijheid had, om door het Marsdiep of Vlie te mogen varen; met schepen en goederen naar Amsterdam komen, en weder van daar terugkeeren, zonder aan lijf of goed bekommerd te mogen worden.
Zie Kok, Vaderl. Woordenb., D. VI. bl. 554, Chalmot, Biogr. Woordenb., D. III. bl. 92.