[Willem Hendrik de Beveren]
BEVEREN (Willem Hendrik de), waarschijnlijk van het zelfde geslacht als de voorgaande, was Kapitein in dienst van de Oost-Indische Compagnie en kreeg in 1706, bevel over een der brigades bestemd om den beruchten Soerapati, die tegen de Compagnie in opstand was, te bestrijden. Door den Kommandant dezer expeditie, Govert Knol, gezonden om den Balischen Kapitein Babanding te hulp te komen, waagde de Beveren, door zijne teugellooze dapperheid daartoe aangespoord, zich, tegen de bekomen bevelen, te ver, en werd door den gezegden Soerapati op de vlugt gedreven. Hierover bij den Hoogen Raad aangeklaagd werd hij, na eene mannelijke verdediging, eerst in 1708 vrijgesproken. Inmiddels had hij ook de schande der nederlaag, volkomen uitgewischt door zijn manmoedig gedrag bij het bestormen van Bangil den 16 October 1706, als wanneer hij, ofschoon men geen stormladder in het leger had, het eerst den hoogen wal beklom, waarop hij door eenen Baliër met eene lange piek werd van boven neder gestooten, doch daar de vijand hem juist op den kwast van zijne sjerp geraakt had, was hij ongekwest gebleven en geraakte ten tweeden male op den wal, waar hij met groote onverschrokkenheid zijn vaandel plantte en spoedig zoo grooten bijstand kreeg, dat hij volkomen meester van dien post bleef, en de onzen in de gelegenheid kwamen om Bangil stormender hand in te nemen.
Kort na zijne vrijspraak werd hij als Kapitein naar Ceilon gezonden waar bij eenige jaren verbleef, maar ten laatste van eenen togt naar den Keizer van Candi teruggekomen weder onaangenaamheden moet gehad hebben. Waar of wanneer hij overleden is vinden wij niet vermeld.
Zie Valentijn, Oud- en Nieuw Oost Indie, D. IV. a bl. 102, 178-200; van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. II. bl. 322; Teenstra Beschr. van de Nederl. Overz. Bezitt. bl. 263.