[Jan de la Bassecourt]
BASSECOURT (Jan de la), geboren in 1696, was Advokaat van de West-Indische Compagnie, toen hij, door bekwaamheid beroemd geworden, gekozen werd tot Pensionaris van Amsterdam.
Zijne geschiktheid tot behandeling van financieele zaken, gebleken bij de belangrijke commissie tot naspeuring en redres der geldmiddelen van Holland in 1727, waarvan het schoon rapport te vinden in het 2de deel van het Finantieel rapport van Goldberg, bl. 389 en volg., het gevolg was, veroorzaakte, dat hij in 1738 aangesteld werd tot Raad en Thesaurier-Generaal der Unie. In 1746 werd hij tot tweeden Griffier van de Staten-Generaal verkozen; dan in 1750 trad hij op nieuw, na het overlijden van den Thesaurier-Generaal van der Does, in zijne vorige bediening, en verwierf grooten lof van deskundigen en de goedkeuring van zijne meesters.
Hij stierf aan eene bezetting op de borst, den 21 Julij 1753, en liet eenen goeden naam na, zoo wegens trouw en kunde, als wegens heuschheid en zeden.
Zie Scheltema, Staatk. Nederl. D. II. bl. 535 en 536.