In 1580 naar Antwerpen teruggekeerd, kwam hij te Leeuwarden ter leen. Wegens den hevigen twist, met Ruardus Acronius in 1588 gevoerd, verzocht hij in het volgende jaar zijn ontslag, dat hem toegestaan werd, en, met behoorlijke démissie voorzien, ging hij nog in 1589 naar de Nederduitsche Gemeente te Londen. Voorts in het jaar 1594 beroepen te Naarden, werd hij aldaar in het jaar 1598 van zijne dienst ontslagen. In 1599 treffen wij hem weder te Stavoren aan en later te Leiden, waar hij overleden is.
In 1581 was hij Assessor op het Nationale Synode te Middelburg. Hij was ook Doctor Juris.
Zie Bor, Nederl. Oorl.; D. XVI. bl. 261 (24); Ypeij en Dermont, Geschied. der Nederl. Herv. Kerk, D. II. bl. 62; Kist en Roijaards, Archief, D. II, bl. 42, D. VIII. bl. 451, D. XIII, bl. 4, D. XV, bl. 152; Bouman, Geschied. der Geld. Hooges., D. II, bl. 644; J. Southerden Burn, History of the foreing Protest Refugiés settled in England, p. 202.