Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Adriaan Baecx van Baerlandt]BAECX VAN BAERLANDT (Adriaan), geboren te Mechelen den 9den Augustus 1574, volbragt aldaar zijne eerste letteroefeningen; vervolgens legde hij zich te Leuven eerst op de Wijsbegeerte, daarna op de Regtsgeleerdheid en eindelijk ook op de Godgeleerdheid toe, en werd in 1607 Licentiaat in de regten. Intusschen had hij den geestelijken staat ombelsd en was reeds in 1606 tot Voorzitter van het Collegie van Busleiden of der drie talenGa naar voetnoot(1) aan de Hoogeschool te Leuven aangesteld, toen hij in 1611 Kanunnik van den tweeden rang in de Hoofdkerk van den St. Romboud te Mechelen werd, terwijl hij bovendien nog den 8sten Julij van dat zelfde jaar tot Zanger en Kanunnik van St. Pieter te Leuven werd aangesteld. Den 30sten Augustus 1616 werd hij tot Dictor in de beide regten bevorderd en in 1619 tot Rector van de Hoogeschool te Leuven benoemd. Na deze waardigheid vijf jaren te hebben waargenomen, legde hij die neder om het Dekenaat van de hoofdkerk te Oirschot, tusschen 's Hertogenbosch en Eindhoven, op zich te nemen. Slechts vijf jaren mogt hij in het genot van dit Dekenaat verblijven, want met den voortgang der Hervorming werden de kerkelijke goederen verbeurd verklaard en in 1629 de oefening van de R.K. godsdienst in die streken verboden. Ofschoon hij slechts weinige verhandelingen in het Latijn geschreven heeft, vinden wij hem echter geroemd als een in alle opzigten geleerd man. Zie Chalmot, Biogr. Woordenb. |
|