Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Cornelius Aurelius]AURELIUS (Cornelius), geboren te Gouda, leefde in het hegin der zestiende eeuw, onder de regering van Keizer Maximiliaan I. Hij heette eigenlijk slechts Broeder Cornelis, met den bijnaam van ter Goude, hetwelk hij dan in het Latijn wilde overbrengen (Gouda verkeerdelijk van goud afleidende) door zich Aurelius te noemen, onder welken naam hij dan ook meest bekend is. Ook wordt hij wel eens Cornelis Lopsen genoemd. Erasmus noemt hem in zijne brieven van 1489, 1490 en 1497 Merotinus. Hij begaf zich vroeglijdig in het Angustijner klooster den Hem, aan de Lek, bij Schoonhoven, waar, vóór en na het jaar 1500, sterk geijverd werd voor de verlichting, door het drukken en binden van boekenGa naar voetnoot(1). In dit klooster werd hij Kanunnik. Wij lezen van hem dat hij ‘de Leermeester van Erasmus was, | |
[pagina 436]
| |
en als zoodanig een man, voor wiens kunde elk zijner tijdgenooten eerbied betoondenGa naar voetnoot(1).’ Aurelius heeft veel en velerlei geschreven, zoowel dicht als ondicht. Een geschil met Neomagus of Geldenhauer, over de vraag: of het land der Batavieren in Gelderland of in Holland te zoeken was? gaf aanleiding dat Aurelius twee verhandelingen schreef, getiteld: Defensio gloriae Batavinae en Elucidarium variarum quaestionum super Batavinâ regione, welke door Bonaventura Vulcanius te zamen zijn uitgegeven onder den titel: De situ et laudibus Bataviae, 1586. Hij moet een zeer goed redenaar en historieschrijver zijn geweest. Als dichter was hij in der tijd zoo vermaard, dat Keizer Maximiliaan, door de aangenaamheid zijner verzen getroffen, hem door zijnen Gezant, Stephanus Crocevins, den lanwer van Apollo zond. Burman heeft in zijne Hadrianus VI, een van hem tot dus verre onbekend stuk opgenomen, zijnde: Apocalypsis et visio super miserabili statu Ecclesiae, waarin hij de ongeregelde levenswijze der Geestelijken gispt. Men schrijft hem ook een dichtstnk ter eere van Karel V toe, getiteld: Prognosticon, seu Caroli V Caesaris praeconium. Zijne Latijnsche gedichten zijn te Parijs in 1497 gedrukt. De voornaamste geleerden van zijnen tijd waren zijne vrienden; doch als de meest bijzondere vindt men genoemd Willem Heda, Allardus van Amsterdam en Reinier Snoy. Hij overleed in 1520. Zie, behalve den boven aangehaalden schrijver: Goudhoeven, Chronycke, bl. 219; Boxhorn, Tonneel van Holl., bl. 261; Luiscius Algem. Hist. Woordenb.; Saxe, Onom. Lit., Pars III, p. 7. Anal. 577 et 657; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letter. en Wetens., D. III, bl. 35-37; de Feller, Biogr. Univers.; Biogr. Nationale; Biogr. Universelle. |
|