Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 235]
| |
Na in zijne geboortestad het voorbereidend onderwijs te hebben ontvangen, werd hij in 1610 als student aldaar ingeschreven en was een geliefd leerling van Johannes Drusius, onder wien hij zich met vlijt op de Oude talen toelegde. Hij maakte daarin dan ook zulke vorderingen, dat hij Grieksche en Latijnsche dichtstukken vervaardigde. Ten einde zich ook in de Arabische taal te oefenen, vertrok hij in Julij 1614 naar Leyden, waar hij betrekkingen aanknoopte met Thomas Erpenius, Daniël Heinsius, Festus Hommius, Petrus Cunaeus en anderen. Nog in hetzelfde jaar begaf hij zich naar Londen en Oxford, te welker laatstgemelde plaatse hij door den Hoogleeraar Johannes Prideaux en zekeren Duitscher Frederik d'Orville, in het Collegie van Exeter werd aangenomen, en met de voortreffelijkste geleerden kennis maakte. Hij oefende zich aldaar in de Oostersche talen en de Godgeleerdheid, en gaf onderwijs in de Hebreeuwsche taal. Hier mogt hij echter niet lang vertoeven, want in 1616, vernomen hebbende dat zijn hooggeachte Leermeester Drusius onverwacht overleden was, en hem een aanzienlijk legaat vermaakt had, benevens de vrijheid om van zijne handschriften en Hebreeuwsche boeken gebruik te mogen maken, begaf hij zich dadelijk op reis naar Franeker, ten einde te verzoeken, dat men hem met den door dat sterfgeval vakanten leerstoel mogt begunstigen. Hierin ontmoette hij echter meer tegenkanting, dan men wel verwacht had, want Sybrandus Lubberti en Johannes Bogerman hielden hem verdacht dat hij de gevoelens der Remonstranten was toegedaan, even als zij zulks reeds van zijnen Leermeester Drusius vermoed hadden. Doch door de gunst van de Curatoren der Hoogeschool en van Willem Lodewijk, Graaf van Nassau, die destijds Stadhouder over Friesland was, slaagde hij toch in zijn doel, na zich eerst aan een naauwkeurig onderzoek omtrent zijne godsdienstige gevoelens te hebben onderworpen. Daar het juist zijne tegenstanders Lubberti en Bogerman waren, die hem ondervragen moesten, geschiedde dit op eenen zeer scherpen toon; desniettegenstaande stond hij dit onderzoek zoo glansrijk door, dat hij nog op den zelfden dag tot buitengewoon Hoogleeraar in de Hebreeuwsche taal werd aangesteld, doch niet dan onder de voorwaarde, dat hij de zuivere leer der Nederlandsche Kerk zou handhaven, onder de leden der Hoogeschool vrede en eendragt bevorderen, zich afkeerig toonen van de Remonstrantsche gevoelens, en de Nederlandsche geloofsbelijdenis, benevens de Heidelbergsche catechismus onderteekenen. Hij aanvaardde zijne betrekking, den 3 Junij 1616, met eene openbare redevoering; twee jaren later werd hij gewoon Hoogleeraar. De roem zijner geleerdheid bewoog de Curatoren der Leydsche Hoogeschool om hem den leerstoel der Hebreeuwsche taal aldaar, in 1625, op te dragen. Amama sloeg dit beroep niet af, maar leende daaraan het oor, onder beding dat | |
[pagina 236]
| |
de Staten van Friesland hem vrijheid zouden geven van te vertrekken, hetwelk deze echter weigerden; maar zij stonden hem daarentegen zoo veel voordeel toe, dat het hem niet berouwde het beroep naar Leyden te hebben van de hand gewezen. Zoo werd hij in 1626, op eene behoorlijke wedde, tot Bibliothecaris de Hoogeschool benoemd. Aangezien de godsdienstleeraars destijds niet genoegzaam bedreven waren in de talen, waarin de bijbelboeken oorspronkelijk geschreven zijn, en Amama ten volle het nadeel daarvan gevoelde, zond hij reeds in 1618 eene Verhandeling in het licht, waarin aangetoond werd, dat de voornaamste dwalingen der Roomsche kerk uit onkunde in de Hebreeuwsche taal en uit de gewone overzetting, deels ontstaan, deels aanmerkelijk toegenomen zijnGa naar voetnoot(1). Hierop volgde in 1620 eene Beoordeeling van de gemeene en door de Friesche Kerkvergadering voor echt verklaarde overzetting der vijf boeken MosisGa naar voetnoot(2). Hij was bezig aan het vervolg van deze beoordeeling, toen hij zich tot eenen anderen arbeid verpligt achtte, namelijk tot het vergelijken van de toenmalige Nederduitsche overzetting des bijbels met het oorspronkelijke en met de naauwkeurigste vertalingen. Hij gaf rekenschap van dezen zijnen arbeid in een werk, getiteld: Bybelsche conferentiën, in welcke de Nederlandsche oversettinghe des Bybels aan de Hebreeuwsche waerheydt beproeft en met de beste oversettinghen vergheleken wordt. Amst. 1623. 4o. De zorg en moeite, aan deze vergelijking besteed, verschafte Amama veel bezigheid, zoodat de uitgave van dat boek en van eenige letterkundige schriften hem eene geruime tijd verhinderde om zich met de beoordeeling van de Latijnsche overzetting bezig te houden. De gedachte letterkundige schriften waren: Over de regte lezing der gewijde taalGa naar voetnoot(3). Over den naam JehovaGa naar voetnoot(4). Biblia in het Nederduitsch; het Oude Testament overgheset door P. Hackius, met verbeteringen en aanteekeningen van S. Amama. Het Nieuwe Testament door Herm. Faukelius, Amsterd. 1625. Tweede druk 1630. folio. Hebreeuwsche Grammatica of Taelkunst. Amst. 1627. 8o. Hebreeuwsch Woordenboek. Franek. 1628. 8o. Toen Amama bespeurde dat zijne ten jare 1618 uitgegeven verhandeling, waarin hij betuigde dat het tot regt verstand der | |
[pagina 237]
| |
Heilige Schrift noodig was, dat de godsdienstleeraars zich meer op de kennis der gesijde falen toelegden, buiten gevolg gebleven was, beproefde hij een middel, dat, wilden de leeraars der kerk hun karakter niet verloochenen, wel werken moest, en eniet dan ten nutte kon gedijen. Hij zond in het jaar 1624 aan de synode van Friesland zes en twintig asdrukken van een ander vertoog, waarin al de godsdienstleeraars der provincie met dien ernst, welken het belang der zaak vorderde, gebeden werden, om de behulpzame hand te bieden tot eene hoognoodige herstelling van de vervallene oefening der Hebreeuwsche en Grieksche taalGa naar voetnoot(1). De synode billijkte het verzoek en nam dadelijk het besluit, dat niemand meer tot het leeraarambt zou worden toegelaten, tenzij hij, behalve de gewone getuigschristen, ook die van Hoogleeraren in de Hebreeuwsche en Grieksche talen vertoonde, en zoo hij er des gevorderd geene proeven van gaf, dat hij den grondtekst der schriften van het oude en nieuwe Testament tamelijk verstond. Nu zond Amama ongeveer dertig gedrukte exemplaren van zijn vertoog aan iedere synode der Nederlandsche Hervormde kerk, met mededeeling van hetgeen de Freische synode besloten had, ernstig verzoekende, dat men met deze zich mogt vereenigen. In de synode van Zuidholland, ten jare 1627, werd besloten dat de zoodanigen, die tot de heilige bediening wilde worden toegelaten, gehouden zouden zijn getuigschriften in te leveren van hunne Hoogleeraars, waaruit bleek dat zij goede vorderingen zoo in de Hebreeuwsche als Grieksche taal, gemaakt hadden; zonder dat zij nogtans bij het onderzoek in de klassen proeven van hunne bekwaamheid daarin behoefden te geven. Dan de synode van Noord-Holland berustte ten zelfden jare, slechts in den wensch dat zulks ook bij hare klassen mogt standgrijpen, besluitende dat uit dien hoofde de Regent van het Theologische Staten Kollegie te Leyden, verzocht zou worden, om de kweekelingen dier inrigting zich in beide talen te doen oefenen en aan de Hoogleeraren der Godgeleerdheid het verzoek zoude geschieden, om hunne leerlingen die studie met ernst aan te bevelen. Op nader aanschrijven van Amama vereenigde zich eerst ten jare 1627 de Noordhollandsche synode met de Zuidhollandsche, alleen getuigenissen begeerende, dat aanstaande Leeraars zich in de meergemelde studie vlijtiglijk geoefend hadden. Zoodanig een besluit namen van tijd tot tijd ook de synoden der overige provinciën en eindelijk namen in latere tijden alle synoden, op het voorbeeld van die van Friesland, algemeen het besluit, dat aan de genen, welke tot het kandidaatschap der heilige bediening wenschten bevorderd te worden, vóór het gewone onderzoek naar hunne theologische kundigheden, proeven aan de klassen zouden gegeven | |
[pagina 238]
| |
worden, aangaande hunne kundigheden in het vak der beide genoemde talen. Naderhand heeft men dit besluit mede uitgestrekt tot het onderzoek der genen die, kandidaten of proponenten zijnde, tot het predikambt wenschten bevorderd te worden. Hoeveel moeite het gekost heeft om de onkunde in beide gemelde talen, welke Amama in zijn vertoog met regt eene barbaarschheid der middeleeuwen noemde, te verdrijven, blijkt uit de handelingen van eenige Nederlandsche synoden, in welke van tijd tot tijd de overtreding der gemaakte wet het noodzakelijk deed worden, die telkens weder te vernieuwen. Vernemende dat de geleerde Pater Marinus Mersenne hem over de eerste kapittelen van Genesis wederlegd had, liet hij alle andere bezigheden varen, om zijne beoordeeling te regtvaardigen, gaf in 1627 eenen Brief aan Pater Mersenne in het licht, welke in 1628 gevolgd werd van eene meer uitgebreide verdediging en eene beoordeeling van de gewone vertaling der geschiedkundige boeken des ouden Testaments, van het Boek Job, de Psalmen, de Boeken van Salomo en eenige losse verhandelingenGa naar voetnoot(1). Dit werk werd herdrukt in 1656, vermeerderd met de beoordeeling der zelfde vertaling van de Profeten Jesaja en Jeremia. Amama beijverde zich ook bijzonder om de ongeregeldheden en buitensporigheden, welke er bij zijne komst aan de Hoogeschool te Franeker, plaats hadden tegen te gaan, waarin hij door zijne ambtgenooten op eene lofwaardige wijze werd bijgestaan. Men had dan ook in Friesland zooveel achting voor Amama, dat men na zijne dood, den 9 November 1629 voorgevallen, veel gunst bewees aan zijne kinderen, verwekt bij zijne huisvrouw Meinarda van Adelen van Kronenburg, zijnde Johannes Amama, eerst Vaandrig, vervolgens Convooimeester van de Admiraliteit te Makkum, Gellius Amama, Rector der Latijnsche scholen te Dockum, en de in het vorige artikel behandelde Nikolaas Amama. Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek; Groot Algem. Hist. Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb.; Saxe, Onom. Liter. Pars IV. p. 274. Chalmot, Biogr. Woordenb.; Ypeij en Dermout, Geschied. der Nederl Herv. Kerk, D. I. Aant. 258 (549) D. II. 301-304 en Aant. 250 (410) Biographie Nationale; Biographie Universelle. |
|